Hoge Raad, 10-06-2005, AT7204, 40740
Hoge Raad, 10-06-2005, AT7204, 40740
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 10 juni 2005
- Datum publicatie
- 10 juni 2005
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2005:AT7204
- Zaaknummer
- 40740
Inhoudsindicatie
Verhoogde stakingsvrijstelling voor de belastingplichtige die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt; artikel 8, lid 1, letter d, Wet IB 1964.
Uitspraak
Nr. 40.740
10 juni 2005
PV
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 maart 2004, nr. BK-02/04234, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 267.017, waarvan een bedrag van ƒ 177.933 belast naar het tarief van artikel 57, lid 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet), welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 258.287, waarvan een bedrag van ƒ 177.933 belast naar het tarief van artikel 57, lid 2, van de Wet. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
Het Hof heeft, in cassatie onbestreden, geoordeeld dat belanghebbende zijn onderneming heeft gestaakt op 15 augustus 2000, op welke datum belanghebbende nog niet de leeftijd van 55 jaar had bereikt. Hiervan uitgaande heeft het Hof met juistheid geoordeeld dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor een verhoging van de vrijstelling van artikel 8, lid 1, letter d, van de Wet met ƒ 25.000.
De middelen, die deze oordelen bestrijden, falen derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2005.