Home

Hoge Raad, 10-06-2005, AT7215, 40277

Hoge Raad, 10-06-2005, AT7215, 40277

Inhoudsindicatie

Schenkingsrecht. Onbegrijpelijk oordeel Hof.

Uitspraak

Nr. 40.277

10 juni 2005

Za

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 14 augustus 2003, nr. 01/01756, betreffende na te melden aanslag of aanslagen in het recht van schenking.

1. Aanslag of aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof

Ter zake van een schenking door X is een aanslag of zijn aanslagen opgelegd, welke, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is of zijn verminderd.

X is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

X heeft beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

X heeft een conclusie van repliek ingediend. Nu deze conclusie bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.

3. Beoordeling van 's Hofs uitspraak naar aanleiding van de klachten en ambtshalve

3.1. Het Hof heeft onder 1.1 vastgesteld dat één aanslag is opgelegd, welke bij de bestreden uitspraak is verminderd. Onder 2 spreekt het Hof evenwel van het vaststellen en verminderen van "de aanslagen"; dat is in overeenstemming met het standpunt van de Inspecteur in zijn verweerschrift aan het Hof dat drie aanslagen zijn opgelegd. Bij zijn beoordeling van het geschil onder 4.2 komt het Hof tot het oordeel dat "de aanslag" eerder te laag dan te hoog is.

3.2. Zonder nadere motivering, welke ontbreekt, is onbegrijpelijk op grond waarvan het Hof er bij zijn beoordeling van het geschil van is uitgegaan dat één aanslag in geding is en voorts waarom de in 's Hofs uitspraak onder 2.1 en 2.2 vermelde feiten en de daarin onder 3.2.1 en 3.2.2 vermelde, deels van die feiten afwijkende en ook onderling niet overeenstemmende, verklaringen van partijen ter zitting, over de juistheid waarvan het Hof geen oordeel kenbaar maakt, tot gevolg zouden hebben dat die aanslag eerder te laag dan te hoog zou zijn.

3.3. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. Opmerking verdient dat het verwijzingshof in de eerste plaats zal dienen te beoordelen of X, niet een begiftigde maar de schenker, ontvankelijk is in zijn beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur. Voor het antwoord op die vraag is van belang te wiens of wier aanzien de Inspecteur die uitspraak heeft gedaan, en indien dat een of meer begiftigden is/zijn, of X bij het instellen van het beroep heeft gehandeld namens deze(n). Een ander onderwerp van onderzoek zal eventueel zijn of er één of meer aanslagen zijn opgelegd, en aan wie (vgl. HR 29 oktober 2004, nr. 39652, BNB 2005/138).

4. Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende(n) voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof,

verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,

gelast dat de Staat aan X vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 87, en

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van X, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2005.