Home

Hoge Raad, 17-06-2005, AT7635, 39990

Hoge Raad, 17-06-2005, AT7635, 39990

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
17 juni 2005
Datum publicatie
17 juni 2005
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AT7635
Formele relaties
Zaaknummer
39990
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 16

Inhoudsindicatie

Art. 16 AWR, nieuw feit, Tellerbesluit.

Uitspraak

Nr. 39.990

17 juni 2005

PV

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 mei 2003, nr. P00/02707, betreffende na te melden navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting.

1. Navorderingsaanslag, beschikking, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende, die aanvankelijk voor het jaar 1994 was aangeslagen naar een belastbaar bedrag van ƒ 402.863, is over dat jaar een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 720.651, met een verhoging van de nagevorderde belasting van honderd percent, van welke verhoging de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag kwijtschelding heeft verleend tot op vijftig percent. De navorderingsaanslag en de beschikking inzake de verhoging zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij gezamenlijke uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3. Beoordeling van de middelen

3.1. De Inspecteur heeft in feitelijke aanleg aangevoerd dat het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 12 april 1996, AFZ 95/4121M, gepubliceerd in V-N 1996, blz. 1884 (hierna: het Besluit) aanleiding gaf tot het uitvoeren van een landelijk onderzoek over de uitvoering van het Besluit in de speelautomatensector. Dat onderzoek leverde nieuw inzicht in de administratieve gang van zaken in de speelautomatensector op, aldus de Inspecteur. Bezien in het licht van deze, als zodanig door belanghebbende niet bestreden stellingen van de Inspecteur, heeft het Hof met juistheid geoordeeld dat sprake is van een navordering rechtvaardigend feit als bedoeld in artikel 16, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Middel 1 stuit op het bovenstaande af.

3.2. De overige middelen kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu deze middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2005.