Hoge Raad, 17-06-2005, AT7649, 40737
Hoge Raad, 17-06-2005, AT7649, 40737
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 juni 2005
- Datum publicatie
- 17 juni 2005
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2005:AT7649
- Zaaknummer
- 40737
Inhoudsindicatie
Art. 6:9 Awb; beroepschrift tijdig ter post bezorgd?
Uitspraak
Nr. 40.737
17 juni 2005
RW
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 26 maart 2004, nr. 02/02319, betreffende de aan hem voor het jaar 1998 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 32.261, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 31.361.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
De termijn waarbinnen beroep bij het Hof kon worden ingesteld eindigde op vrijdag 24 mei 2002. Het poststempel op de enveloppe waarin het beroepschrift is verzonden vermeldt als datum (maandag) 27 mei 2002. Het beroepschrift is op 28 mei 2002 ingekomen ter griffie van het Hof.
3.2 Het Hof heeft geoordeeld dat de beroepstermijn is overschreden. Daartoe heeft het Hof redengevend geacht de datum van het poststempel.
3.3. De tegen dat oordeel gerichte klacht slaagt. De omstandigheid dat de afstempeling door TPG Post heeft plaatsgevonden op 27 mei 2002 sluit niet uit dat het beroepschrift niet later dan op vrijdagavond 24 mei 2002 - derhalve vóór het einde van de termijn - ter post is bezorgd. 's Hofs oordeel is derhalve onbegrijpelijk. 3.4. Uit het hiervoor in 3.3 overwogene volgt dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. Verwijzing moet volgen. De klachten behoeven voor het overige geen behandeling.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 102,
en veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren J.W. van den Berge en E.N. Punt in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2005.