Home

Hoge Raad, 12-08-2005, AU0871, 38567

Hoge Raad, 12-08-2005, AU0871, 38567

Gegevens

Inhoudsindicatie

Verzuimenreeks, mededeling verzuim, boete.

Uitspraak

Nr. 38.567

12 augustus 2005

PV

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 15 augustus 2002, nr. 00/02059, betreffende na te melden boetebeschikking.

1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 gelijktijdig met de vaststelling van een aanslag in de vennootschapsbelasting een boete van ƒ 1250 wegens niet-tijdige aangifte opgelegd. De boetebeschikking is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. Belanghebbende heeft voor het Hof gesteld dat haar met betrekking tot de jaren 1994, 1995 en 1996 niet is meegedeeld dat zij had verzuimd tijdig aangifte te doen. Het Hof heeft deze stelling ten onrechte niet behandeld. De klachten slagen in zoverre. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven.

3.2. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. Nu de stukken van het geding uitwijzen dat de Inspecteur voormelde stelling van belanghebbende niet heeft weersproken, kan de conclusie in deze zaak geen andere zijn dan dat de gestelde verzuimen niet aan belanghebbende zijn meegedeeld. Voorts staat vast dat belanghebbende over voormelde jaren geen verhogingen zijn opgelegd. Het in het onderhavige jaar door belanghebbende begane verzuim moet mitsdien als een eerste verzuim in de zin van § 21 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 worden aangemerkt (vgl. HR 13 augustus 2004, nr. 37804, BNB 2005/41).

3.3. De klachten kunnen voor het overige niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, alsmede de uitspraak van de Inspecteur,

vermindert de boete tot op een bedrag van ƒ 250 (€ 113,45), en

gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 327, alsmede het bij het Hof betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof ten bedrag van ƒ 450, derhalve in totaal ƒ 1170,61 (€ 531,20).

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2005.