Home

Hoge Raad, 16-09-2005, AU2804, 40980

Hoge Raad, 16-09-2005, AU2804, 40980

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
16 september 2005
Datum publicatie
16 september 2005
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AU2804
Formele relaties
Zaaknummer
40980

Inhoudsindicatie

Reis naar Afrika; loon in natura.

Uitspraak

Nr. 40.980

16 september 2005

RS

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 21 januari 2004, nr. 00/03518, betreffende na te melden naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd ten bedrage van ƒ 14.500, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot ƒ 12.625. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. Middelonderdeel Ia mist feitelijke grondslag. De Inspecteur heeft bij dupliek betwist dat het zakelijke element van meer dan verwaarloosbare betekenis was. Binnen de aldus getrokken grenzen van de rechtsstrijd was in geschil of de door belanghebbende gestelde, inderdaad op zichzelf niet betwiste, tijdens de reis ondernomen bezigheden van zakelijke aard bijvoorbeeld naar tijdsbeslag of voorafgaande programmering ervan, van meer dan verwaarloosbare betekenis waren. Klaarblijkelijk daarop doelt het Hof wanneer het vaststelt dat belanghebbende dienaangaande geen enkel bewijs heeft bijgebracht; het Hof concludeert immers dat de reis voor de directie "uitsluitend of nagenoeg uitsluitend" het karakter had van een vakantiereis, en dat die reis niet heeft geleid tot "belangrijke" nieuwe ontwikkelingen binnen de onderneming.

3.2. Middelonderdeel Ib moet het lot van onderdeel Ia delen voorzover het ervan uitgaat dat de hiervoor bedoelde activiteiten van zakelijke aard meer dan verwaarloosbare betekenis hadden. Ook voor het overige mist het feitelijke grondslag, omdat het Hof klaarblijkelijk de onweersproken stellingen van de Inspecteur omtrent de toeristische aspecten van de reis voorshands, dat wil zeggen tot op door belanghebbende te leveren tegenbewijs, voldoende heeft geacht om de Inspecteur geslaagd te oordelen in de inderdaad op hem rustende bewijslast.

3.3. Middelonderdeel Ic bestrijdt tevergeefs een feitelijk en niet-onbegrijpelijk oordeel.

3.4. Middel II faalt omdat het Hof onder 4.2 - door middelonderdeel Ia vruchteloos bestreden - heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat bij de onderhavige reis het aspect teambuilding meer dan verwaarloosbare betekenis had. Daarvan uitgaande heeft het Hof kunnen oordelen dat het onderhavige geval niet gelijk was aan de gevallen waarin volgens de stellingen van belanghebbende wel sprake was van teambuildingsreizen.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2005.