Home

Hoge Raad, 23-09-2005, AU3169, 41012

Hoge Raad, 23-09-2005, AU3169, 41012

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
23 september 2005
Datum publicatie
23 september 2005
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AU3169
Zaaknummer
41012
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 6:7, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 6:9

Inhoudsindicatie

Beroepschrift vóór het einde van de termijn ter post bezorgd?

Uitspraak

Nr. 41.012

23 september 2005

RvS

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 14 april 2004, nr. 03/03261, op het verzet van belanghebbende tegen na te melden uitspraak van het Hof betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 1999 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.

1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1999 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen opgelegd, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur zijn verminderd tot onderscheidenlijk een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 52.284 en een aanslag naar een premie-inkomen van ƒ 60.897.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft bij uitspraak van 25 september 2003 wegens overschrijding van de beroepstermijn het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het Hof heeft bij zijn in cassatie bestreden uitspraak het verzet van belanghebbende tegen die uitspraak ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof op het verzet is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak op het verzet beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3. Beoordeling van 's Hofs uitspraak naar aanleiding van de klachten en ambtshalve

3.1. Het gaat in deze zaak om de vraag of het tegen de uitspraken van de Inspecteur gerichte beroepschrift ter post is bezorgd voor het einde van de termijn als bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, zulks met het oog op de toepassing van het bepaalde in artikel 6:9, lid 2, van die wet.

3.2. Het Hof heeft - kort samengevat - geoordeeld dat het verzet ongegrond is omdat niet aannemelijk is dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd.

3.3. De stukken van het geding wijzen uit dat de Inspecteur noch bij de vereenvoudigde behandeling van de zaak noch bij de behandeling van het verzet in het geding is betrokken. Door niettemin in dit stadium van het geding een bewijsoordeel te vellen, heeft het Hof miskend dat daarvoor geen plaats zou zijn indien het zou gaan om een stelling die geen bewijs behoeft, bijvoorbeeld wanneer de Inspecteur zou erkennen, althans niet zou betwisten dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd (vgl. HR 29 mei 1996, nr. 31087, BNB 1996/283, en HR 7 november 2003, nr. 38365, BNB 2004/32).

3.4. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan het verzet afdoen. Het beroep is niet kennelijk niet-ontvankelijk. Het verzet dient gegrond te worden verklaard. De klachten behoeven verder geen behandeling.

4. Proceskosten

De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door het Hof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van de verzetprocedure een vergoeding dient te worden toegekend.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof,

verklaart het verzet gegrond,

verstaat dat de uitspraak waartegen verzet is gedaan vervalt en dat het Hof het onderzoek voortzet in de stand waarin het zich bevond,

gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 102,

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en

wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2005.