Home

Hoge Raad, 07-10-2005, AU3937, 41293

Hoge Raad, 07-10-2005, AU3937, 41293

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
7 oktober 2005
Datum publicatie
7 oktober 2005
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AU3937
Zaaknummer
41293
Relevante informatie
Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 6

Inhoudsindicatie

Voortzetting van HR 28 maart 2001, nr. 33.490. Art. 6(2) Wet op de loonbelasting 1964: had belanghebbende vaste vertegenwoordiger? Voorgevallene ter zitting.

Uitspraak

Nr. 41.293

7 oktober 2005

whk

gewezen op de bij één geschrift aanhangig gemaakte beroepen in cassatie van X Limited te Z (Verenigd Koninkrijk) tegen de uitspraken van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 31 augustus 2004, nrs. BK-01/01118, BK-01/01120 en BK-01/01119, betreffende na te melden naheffingsaanslagen in de loonbelasting en/of premie volksverzekeringen.

1. Naheffingsaanslagen, bezwaren en gedingen voor het Hof

Aan belanghebbende zijn de volgende naheffingsaanslagen opgelegd:

- over het tijdvak 1 januari 1989 tot en met 31 december 1989 een naheffingsaanslag in de loonbelasting ten bedrage van ƒ 366.187;

- over het tijdvak 1 januari 1989 tot en met 31 december 1989 een naheffingsaanslag in de premieheffing volksverzekeringen ten bedrage van ƒ 413.308;

- over het tijdvak 1 januari 1990 tot en met 30 juni 1994 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen ten bedrage van ƒ 2.498.356. Deze aanslagen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

2. Loop van de gedingen tot dusverre

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Gerechtshof te Amsterdam. De uitspraken van dit hof van 22 mei 1997 zijn op de beroepen van belanghebbende bij arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2001, nrs. 33490 (BNB 2001/239), 33491 en 33489, vernietigd, met verwijzing van de gedingen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaken met inachtneming van die arresten.

Het Hof heeft de uitspraken waarvan beroep vernietigd en de naheffingsaanslagen verminderd tot onderscheidenlijk ƒ 268.537 (€ 121.856), ƒ 60.618 (€ 27.507) en ƒ 1.099.276 (€ 498.829). De eerstgenoemde uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

3. Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraken bij één beroepschrift beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft de zaken doen toelichten door mr. A.H. Vermeulen, advocaat te 's-Gravenhage.

4. Beoordeling van het middel

4.1. In het proces-verbaal van de zitting is ondermeer het volgende vermeld.

"Voorafgaand aan de zitting heeft het gerechtshof op 19 februari 2003 van de zijde van de Inspecteur een faxbericht van dertien pagina's ontvangen.

De advocaat van belanghebbende verklaart desgevraagd geen afschrift te hebben ontvangen van het hiervoor bedoelde, van de wederpartij afkomstige faxbericht. Hij heeft daarvan ter zitting kennis genomen.

De Inspecteur legt een pleitnota met vijftien bijlagen over, verstrekt afschrift daarvan aan de wederpartij en draagt die pleitnota voor.

De voorzitter deelt mee dat het gerechtshof de pleitnota tot de gedingstukken rekent. De inhoud daarvan moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

De Inspecteur legt nog een stuk over, verstrekt afschrift daarvan aan de wederpartij en verzoekt het gerechtshof dat stuk en de voornoemde vijftien bijlagen, alsmede het door hem voorafgaand aan de zitting ingezonden stuk tot de gedingstukken te rekenen. De advocaat van belanghebbende geeft te kennen daarentegen geen bezwaar te hebben. De ter zitting overgelegde stukken zijn door de griffier gekenmerkt als producties van de Inspecteur, genummerd I tot en met XVI.

De voorzitter deelt mee dat het gerechtshof het faxbericht en de vorengenoemde producties tot de gedingstukken rekent en stelt de advocaat van belanghebbende in de gelegenheid op de inhoud van de producties van de wederpartij te reageren.

De advocaat van belanghebbende en de Inspecteur voeren ieder het woord en verklaren, in aanvulling op of in afwijking van de standpunten die blijkens de gedingstukken door de desbetreffende partij zijn ingenomen dan wel in antwoord op vragen van het gerechtshof, - zakelijk weergegeven - als volgt:

de advocaat van belanghebbende:

Reactie op de pleitnota van de Inspecteur:

De bijlagen kunnen net zo goed stukken zijn die kunnen dienen voor het leggen van contacten. Uit de stukken blijkt niet dat belanghebbende opdracht aan AA B.V. (hierna: AA) heeft gegeven om overeenkomsten met inleners af te sluiten. Uit de stukken blijkt ook niet dat de opdrachten die AA heeft aangenomen niet veranderd kunnen worden door belanghebbende. De adressering van de bankrekening is weliswaar in Nederland, en van AA, maar het gaat om het gebruik van een postbusnummer; de post wordt doorgezonden naar Engeland. Ik ben niet in het bezit van voorbeelden waaruit blijkt dat belanghebbende opdrachten die AA heeft aangenomen niet heeft goedgekeurd."

Gezien het vorenstaande faalt de klacht dat het Hof belanghebbende de gelegenheid heeft onthouden de door de Inspecteur kort voor en tijdens de zitting overgelegde stukken te bestuderen en zich daarover uit te laten, wegens gebrek aan feitelijke grondslag.

4.2. Het Hof heeft uit de vastgestelde feiten afgeleid dat belanghebbende in werkelijkheid ermee instemde dat, niettegenstaande hetgeen is vastgelegd in de met AA gesloten overeenkomst, op haar naam en voor haar rekening door AA met derden overeenkomsten werden gesloten. Daarvan uitgaande heeft het Hof geoordeeld dat AA als vaste vertegenwoordiger van belanghebbende in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 dient te worden aangemerkt en belanghebbende mitsdien als inhoudingsplichtige in de zin van die wet. Voorzover het middel zich tegen dat oordeel keert met het betoog dat het Hof door niet aan te geven welk criterium het heeft gehanteerd, zijn oordeel onvoldoende heeft gemotiveerd, faalt het, aangezien 's Hofs oordeel in dit opzicht aansluit bij de verwijzingsopdracht. Voorts geven 's Hofs oordelen geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kunnen zij, als verweven met waarderingen van feitelijke aard en stoelend op de aan het Hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het middel faalt derhalve ook voor het overige.

5. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6. Beslissing

De Hoge Raad verklaart de beroepen ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer F.W.G.M. van Brunschot als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en P. Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2005.