Home

Hoge Raad, 18-11-2005, AU6458, 39707

Hoge Raad, 18-11-2005, AU6458, 39707

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
18 november 2005
Datum publicatie
18 november 2005
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AU6458
Formele relaties
Zaaknummer
39707
Relevante informatie
Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 13

Inhoudsindicatie

Art. 16c Uitv.reg. LB. Personeelsreis?

Uitspraak

Nr. 39.707

18 november 2005

AZ

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 april 2003, nr. BK-01/01858, betreffende na te melden naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 1997 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd ten bedrage van ƒ 1.500.000. Aan heffingsrente is ƒ 104.062 in rekening gebracht. De naheffingsaanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur verminderd tot een bedrag van ƒ 1.160.281.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een bedrag van ƒ 1.158.838. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld.

Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft het incidentele beroep beantwoord.

3. Beoordeling van de in het principale en de in het incidentele beroep voorgestelde middelen

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. In verband met belanghebbendes 150-jarige jubileum heeft haar directie besloten om haar werknemers (met partners) een reis aan te bieden. De werknemers konden kiezen uit 16 bestemmingen en een drietal periodes waarin de reis zou worden gemaakt. Aan de werknemers zijn 144 varianten van reizen aangeboden. Circa 52 reizen zijn ondernomen door (telkens) twee personen. Één werknemer is alleen op reis geweest.

3.2. Voor het Hof was in geschil of deze reizen kunnen worden aangemerkt als een personeelsreis in de zin van artikel 16c van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 1990 (hierna: de Uitvoeringsregeling). Het Hof heeft die vraag ontkennend beantwoord.

3.3. De hiervoor in 3.1 vermelde feiten laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat het hier niet ging om reizen waaraan door het personeel in gezamenlijk verband werd deelgenomen, zodat 's Hofs beslissing juist is, wat er zij van de daartoe gebezigde gronden. Zulks brengt mee dat het eerste middel in het principale beroep niet tot cassatie kan leiden, waardoor het middel in het incidentele beroep, dat strekt tot bekrachtiging van 's Hofs beslissing, faalt bij gebrek aan belang.

3.4. Ook het tweede middel in het principale beroep kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart zowel het principale als het incidentele beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos, als voorzitter, en de raadsheren L. Monné, P.J. van Amersfoort, A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2005.