Home

Hoge Raad, 16-12-2005, AU8166, 41280

Hoge Raad, 16-12-2005, AU8166, 41280

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
16 december 2005
Datum publicatie
16 december 2005
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AU8166
Formele relaties
Zaaknummer
41280
Relevante informatie
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 8

Inhoudsindicatie

Onbegrijpelijke uitleg ruling.

Uitspraak

Nr. 41.280

16 december 2005

RvS

gewezen op het beroep in cassatie van X N.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 10 september 2004, nr. 02/01781, betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 1.272.247, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar bedrag van € 545.139,79 (ƒ 1.201.330). De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. M. Mees, advocaat te Amsterdam.

3. Beoordeling van de middelen

3.1. Middel II kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.2. Middel I keert zich met een motiveringsklacht onder meer tegen het oordeel van het Hof dat de in 1994 gegeven "ruling" in samenhang met de in 1997 gegeven "ruling" in de weg staat aan aftrek van het onderhavige verlies. Het middel slaagt in zoverre. Zonder nadere motivering, welke echter ontbreekt, is, met name gelet op de geringe grootte van de overeengekomen marge, een uitlegging van de rulings in dier voege dat beleggingen als de onderhavige, die onderhevig zijn aan het risico dat de debiteur insolvent blijkt te zijn, onder de in 1997 gegeven ruling vallen, onbegrijpelijk. 's Hofs uitspraak kan derhalve niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. Het middel behoeft voor het overige geen behandeling.

4. Proceskosten

De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten,

verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,

gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 409, en

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens, C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2005.