Home

Hoge Raad, 23-12-2005, AU8547, 42370

Hoge Raad, 23-12-2005, AU8547, 42370

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Herziening gevraagd van Chipkniparrest Rotterdam.

Uitspraak

Nr. 42.370

23 december 2005

AB

gewezen op het verzoek van X te Z tot herziening van het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 8 juli 2005, nr. 40375 (V-N 2005/36.30).

1. Het arrest waarvan herziening is verzocht

Bij arrest van 8 juli 2005 heeft de Hoge Raad ongegrond verklaard het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 november 2003, nr. BK-02/04947 betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Rotterdam.

2. Het verzoek tot herziening

Het verzoekschrift is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3. Beoordeling van het verzoek

Als grond voor herziening van een uitspraak van de Hoge Raad als bedoeld in artikel 29e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kunnen ingevolge artikel 29 van die wet in verbinding met artikel 8:88, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht slechts dienen feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór die uitspraak, die tevens bij de indiener van het verzoekschrift tot herziening vóór die uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en die voorts, waren zij bij de Hoge Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

Het onderhavige verzoekschrift behelst geen feiten of omstandigheden als hiervóór bedoeld. Het gaat daarin niet om feiten of omstandigheden die, indien zij de Hoge Raad vóór het wijzen van zijn arrest bekend waren geweest, tot een andere beslissing zouden hebben kunnen leiden. Het aangevoerde feit dat ergens in de gemeente

- bij Rotterdam Airport - twee parkeerautomaten op de openbare weg staan opgesteld die geschikt zijn voor muntinworp, doet immers niet af aan de in het arrest, waarvan herziening wordt verzocht, vermelde gronden waarop in het algemeen het voorschrijven van betaling met een chipkaart als gerechtvaardigd is te beschouwen.

Aangezien het verzoek tot herziening kennelijk ongegrond is, is voortzetting van het onderzoek niet nodig, zodat met toepassing van artikel 8:88, lid 2, in verbinding met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht het onderzoek kan worden gesloten.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad wijst het verzoek tot herziening af.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren L. Monné, P.J. van Amersfoort, P. Lourens en C.A. Streefkerk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2005.

Een afschrift van dit arrest is aangetekend verzonden op 23 december 2005.

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van dit arrest hiertegen een verzetschrift indienen bij de Hoge Raad. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen over het verzet te worden gehoord.

Een kopie van dit arrest moet bij het verzetschrift worden overgelegd. Het verzetschrift moet zijn ondertekend en ten minste bevatten:

de naam en het adres van de indiener;

de dagtekening;

de vermelding van het arrest waartegen het verzet is gericht;

de gronden van het verzet, waarbij de bezwaren tegen het arrest duidelijk zijn omschreven.

Dit arrest vervalt indien de Hoge Raad het verzet gegrond verklaart. De behandeling van het verzoek wordt dan voortgezet in de stand waarin deze zich bevond toen dit arrest werd gewezen.