Home

Hoge Raad, 10-03-2006, AU3093, 33484

Hoge Raad, 10-03-2006, AU3093, 33484

Inhoudsindicatie

Artikel 13 Meststoffenwet. De overschotheffing valt niet onder het uitvoeringsverbod van artikel 93 EG-Verdrag.

Uitspraak

Nr. 33.484

10 maart 2006

EC

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 23 mei 1997, nr. BK 1315/92, betreffende de haar voor het jaar 1989 opgelegde naheffingsaanslag in de overschotheffing op grond van de Meststoffenwet.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1989 een naheffingsaanslag in de overschotheffing op grond van de Meststoffenwet opgelegd ten bedrage van ƒ 58.004,55. De aanslag is na daartegen gemaakt bezwaar bij uitspraak van de Inspecteur van het Bureau Heffingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (hierna: de Inspecteur) gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (hierna: de Minister) heeft een vertoogschrift ingediend.

Partijen hebben de zaak doen toelichten, belanghebbende door mr. J. Bolt, advocaat te Leeuwarden, de Minister door mr. R.L.H. IJzerman, advocaat te 's-Gravenhage.

De Hoge Raad heeft de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van de beantwoording van aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen gestelde vragen in de zaak C- 175/02 (Pape).

Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 13 januari 2005 in die zaak, maar hebben van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

De Advocaat-Generaal W. de Wit heeft op 7 juli 2005 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.

3. Beoordeling van het middel

3.1. Het middel berust op het uitgangspunt dat er een zodanig verband aanwezig is tussen de overschotheffing en de steunmaatregel voor het transport van mest van hoge kwaliteit ingevolge het in het Reglement Mestbank inzake vangnetfunctie en kwaliteitspremiëringssysteem opgenomen kwaliteitspremiëringssysteem (het KPS), dat de overschotheffing valt onder het regime van artikel 93, lid 3, (oud) EG-Verdrag (thans artikel 88, lid 3, EG).

3.2. De overschotheffing is blijkens artikel 13 van de Meststoffenwet ingevoerd ter bestrijding van een aantal categorieën van kosten, waaronder de kosten die zijn verbonden aan het verlenen van een bijdrage als bedoeld in artikel 9, lid 4 van de Meststoffenwet, zoals de bijdragen van de Mestbank in de kosten van transport van dierlijke meststoffen. De Meststoffenwet bevat evenwel geen regels voor de verdeling van de opbrengst van de overschotheffing over de in artikel 13 van de Meststoffenwet genoemde categorieën van kosten en derhalve evenmin een regel die aangeeft welk deel van de opbrengst van de overschotheffing bestemd is voor de financiering van de kosten van de bijdragen van de Mestbank in de kosten van transport van dierlijke meststoffen. Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 13 januari 2005, (Pape), C- 175/02, V-N 2005/7.1, valt de overschotheffing daarom buiten het bereik van het in artikel 93, lid 3, laatste volzin (oud), EG-Verdrag (thans artikel 88, lid 3, laatste volzin EG) opgenomen uitvoeringsverbod. Het middel faalt derhalve.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren L. Monné, P. Lourens, C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2006.