Hoge Raad, 13-01-2006, AU9512, 40692
Hoge Raad, 13-01-2006, AU9512, 40692
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 januari 2006
- Datum publicatie
- 13 januari 2006
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2006:AU9512
- Zaaknummer
- 40692
Inhoudsindicatie
heffingsgrondslag overdrachtsbelasting bij veiling; onraadsgelden.
Uitspraak
Nr. 40.692
13 januari 2006
RS
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 5 maart 2004, nr. BK-02/04328, betreffende na te melden op aangifte voldaan bedrag aan overdrachtsbelasting.
1. Voldoening, bezwaar en geding voor het Hof
Belanghebbende heeft ter zake van de verkrijging van een onroerende zaak op aangifte voldaan een bedrag van ƒ 293.310 aan overdrachtsbelasting. Belanghebbende heeft tegen dit bedrag bezwaar gemaakt en verzocht om teruggaaf van een bedrag van ƒ 2622, welk verzoek bij uitspraak van de Inspecteur is afgewezen.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klacht
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende heeft op een veiling te R een onroerende zaak gekocht, die haar aansluitend is geleverd.
3.1.2. Het in notariële vorm opgemaakte proces-verbaal van vrijwillige veiling vermeldt onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
(a) een ook als "verkoper" aangeduide persoon heeft verklaard te willen overgaan tot de vrijwillige openbare verkoop van de onroerende zaak; de verkoop geschiedt onder toepasselijkheid van de Algemene Veilingvoorwaarden Onroerend Goed Amsterdam 1999 (hierna: AVA);
(b) vervolgens is tot veiling van de onroerende zaak overgegaan; bij opbod bedroeg het hoogste bod ƒ 4.500.000; bij afslag is de onroerende zaak gemijnd op ƒ 200.000 door een lasthebber van belanghebbende;
(c) hierna heeft belanghebbende verklaard de onroerende zaak voor de koopsom van ƒ 4.700.000 te aanvaarden, en zich te verbinden tot naleving van de AVA.
3.1.3. Artikel 9, lid 1, AVA luidt (voorzover van belang) als volgt:
Voor zover verschuldigd worden aan de koper in rekening gebracht:
a. (...);
b. het honorarium ten laste van de koper volgens het tarief van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie;
(....)
g. de kosten van de veilingorganisatie volgens haar tarief;
een en ander te verhogen met de eventueel verschuldigde omzetbelasting.
3.1.4. De op aangifte voldane overdrachtsbelasting is berekend over een grondslag waarin mede zijn begrepen (1) het notarieel veilingtarief, verminderd met het notarieel transporttarief; en (2) de declaratie van het veilinghuis.
3.2. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat deze beide posten ten onrechte in de grondslag zijn opgenomen. Het Hof heeft dit standpunt verworpen. Daartegen keert zich de klacht.
3.3. De klacht bestrijdt terecht niet 's Hofs uitgangspunt dat onder tegenprestatie in de zin van artikel 9, lid 1, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: de Wet), moet worden verstaan hetgeen bij de aan de overdracht ten grondslag liggende obligatoire overeenkomst door degene die overdraagt als vergoeding voor die overdracht van de verkrijger is bedongen, of, met andere woorden, hetgeen door de verkrijger krachtens die obligatoire overeenkomst voor de prestatie van zijn wederpartij - de overdracht - is verschuldigd.
3.4. Dat uitgangspunt is ontleend aan een reeks arresten van de Hoge Raad, die alle zagen op gevallen waarin "de aan de overdracht ten grondslag liggende obligatoire overeenkomst" een onderhandse was. In het thans voorliggende geval is sprake van veilingkoop. Veilingkoop onderscheidt zich in zoverre van een onderhandse dat een derde partij een niet weg te denken rol vervult bij de totstandkoming ervan: de veilingorganisatie (die zich in het onderhavige geval laat bijstaan door een veilingnotaris). De rechten en verplichtingen van de drie partijen plegen te worden geregeld in de veilingvoorwaarden, in het onderhavige geval de AVA, die in artikel 9, lid 1, bepalen dat het in letter b van dat artikellid omschreven honorarium van de veilingnotaris, onderscheidenlijk de in letter g omschreven kosten van de veilingorganisatie, voor rekening van de koper worden gebracht.
3.5. Het is de verkoper geweest, die ervoor heeft gekozen de onroerende zaak te doen veilen onder toepasselijkheid van de AVA. Aldus is het de verkoper geweest, die heeft bewerkstelligd dat de onroerende zaak niet wordt overgedragen dan onder de verplichting van de koper om de in artikel 9, lid 1, letters b en g, AVA, omschreven kosten te voldoen. Daaruit volgt dat het in het geval van veilingkoop in overeenstemming is met het hiervoor in 3.3 omschreven uitgangspunt om die kosten te rekenen tot de tegenprestatie als bedoeld in artikel 9, lid 1, van de Wet, behoudens voorzover de kosten als bedoeld in letter b betrekking hebben op de dienstverlening met betrekking tot het stellen van de onroerende zaak op naam van de koper.
3.6. Uit het voorgaande volgt dat 's Hofs beslissing juist is, wat er zij van de door het Hof gebezigde motivering en van de daartegen gerichte klacht.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2006.