Home

Hoge Raad, 17-02-2006, AV1717, 41660

Hoge Raad, 17-02-2006, AV1717, 41660

Inhoudsindicatie

Art. 69, lid 2, Wet MRB 1994; Naheffingsaanslagen wegens onjuist gebruik handelaarskenteken; belastbaar feit ‘gebruik van de weg’ opvatten als gebruik per kalenderdag.

Uitspraak

Nr. 41.660

17 februari 2006

SE

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 7 januari 2005, nr. BK 639/03, betreffende na te melden aan X B.V. te Z opgelegde naheffingsaanslagen in de motorrijtuigen-belasting en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.

1. Naheffingsaanslagen, beschikkingen, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende zijn voor het motorrijtuig met kenteken AA-BB-00 twee naheffingsaanslagen in de motorrijtuigenbelasting opgelegd, berekend over de tijdvakken 12 maart 2002 tot en met 11 maart 2003 respectievelijk 16 maart 2002 tot en met 15 maart 2003, elk ten bedrage van € 299, alsmede telkens een boete van € 299.

De naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, telkens bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur met betrekking tot de naheffingsaanslag, berekend over het tijdvak 16 maart 2002 tot en met 15 maart 2003, vernietigd, de voormelde naheffingsaanslag verminderd tot een naheffingsaanslag ten bedrage van € 3, en de ter zake van deze naheffingsaanslag opgelegde boete vernietigd. Voor het overige heeft het Hof de uitspraken van de Inspecteur bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

Belanghebbende exploiteert een autobedrijf en beschikt over een kenteken als bedoeld in artikel 37, lid 3, van de Wegenverkeerswet 1994 (een handelaarskenteken). De auto waarop de naheffingsaanslagen betrekking hebben, was opgenomen in belanghebbendes bedrijfsvoorraad. Tijdens vanwege de Inspecteur op 11 maart 2003 en 15 maart 2003 uitgevoerde controles werd geconstateerd dat de auto op de openbare weg stond. De auto was niet voorzien van het handelaarskenteken.

Bij de onderhavige naheffingsaanslagen, gegrond op de controles van 11 maart 2003 en 15 maart 2003, heeft de Inspecteur motorrijtuigenbelasting nageheven over een periode van een jaar voorafgaand aan de datum van controle.

3.2. Het Hof heeft de eerste naheffingsaanslag in stand gelaten. De tweede naheffingsaanslag heeft het Hof verminderd, in dier voege dat de nageheven belasting is berekend over een periode van vier dagen.

Het Hof heeft daartoe geoordeeld dat het, gelet op de specifieke achtergrond van de handelaarsregeling, in samenhang met het overigens in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet) gevolgde systeem en de opmerkingen van de medewetgever tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1992, niet in overeenstemming kan zijn met de geest van de Wet, dat bij eenmalige plaatsing van een tot de bedrijfsvoorraad behorende auto op de openbare weg - in strijd met de daarvoor geldende voorwaarden - met een tussenpoos van vier dagen van dezelfde houder twee maal de belasting wordt nageheven, berekend over een tijdsduur van twaalf maanden. Dit oordeel wordt terecht door het middel bestreden.

3.3. Volgens artikel 69, lid 2, van de Wet wordt de na te heffen belasting berekend over een tijdsduur van twaalf maanden, waarbij als laatste dag geldt de dag waarop het gebruik van de weg wordt geconstateerd. Op deze tijdsduur maakt de Wet geen uitzondering (vergelijk HR 14 december 2001, nr. 36575, BNB 2002/69). Het Hof heeft dit miskend.

Mede gelet op het bepaalde in artikel 69, lid 2, van de Wet moet worden geoordeeld dat het belastbare feit 'gebruik van de weg' moet worden opgevat als gebruik per kalenderdag.

Nu in het onderhavige geval sprake was van twee constateringen op verschillende kalenderdagen van gebruik van de weg, stond het de Inspecteur vrij twee naheffingsaanslagen op te leggen, beide berekend over een tijdsduur van twaalf maanden.

Gelet op het vorenoverwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, doch uitsluitend voorzover deze betrekking heeft op de naheffingsaanslag, berekend over het tijdvak 16 maart 2002 tot en met 15 maart 2003, en

verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep ter zake van die naheffingsaanslag ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, P. Lourens, J.W. van den Berge en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2006.