Home

Hoge Raad, 01-09-2006, AV2309, 39801

Hoge Raad, 01-09-2006, AV2309, 39801

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
1 september 2006
Datum publicatie
1 september 2006
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AV2309
Formele relaties
Zaaknummer
39801

Inhoudsindicatie

CONCLUSIE PG, Afvalstoffenbelasting; begrippen.

Uitspraak

Nr. 39.801

1 september 2006

EC

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de gemeente Hattem te Hattem (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 6 mei 2003, nr. 01/2058, betreffende na te melden naheffingsaanslag in de afvalstoffenbelasting.

1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1996 tot en met 31 december 1997 een naheffingsaanslag in de afvalstoffenbelasting opgelegd ten bedrage van ƒ 365.109, welke aanslag na daartegen gemaakt bezwaar bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Advocaat-Generaal W. de Wit heeft op 22 december 2005 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, de vice-president D.G. van Vliet en de raadsheren L. Monné, P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2006.