Home

Hoge Raad, 11-08-2006, AY6003, 40762

Hoge Raad, 11-08-2006, AY6003, 40762

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
11 augustus 2006
Datum publicatie
11 augustus 2006
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AY6003
Zaaknummer
40762

Inhoudsindicatie

Artikel 2 Besluit voorkoming dubbele belasting. Dagenbreuk.

Uitspraak

Nr. 40.762

11 augustus 2006

Za

gewezen op het beroep in cassatie van X (hierna: belanghebbende) te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 7 mei 2004, nr. BK-03/00568, betreffende de hem voor het jaar 2000 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 84.459, met een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting ten bedrage van ƒ 5152 welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Na het verstrijken van de termijn die is gesteld voor het indienen van gronden waarop het beroep in cassatie steunt respectievelijk voor het indienen van een conclusie van repliek, heeft belanghebbende nog een geschrift ingediend. Daarop slaat de Hoge Raad geen acht.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. Belanghebbende was gedurende het jaar 2000 in het kader van zijn dienstbetrekking werkzaam in Nederland en in Gabon. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende niet is geslaagd in het bewijs dat de door de werkgever verstrekte jaaropgaven een onjuist beeld geven van het aan Nederland en aan Gabon toe te rekenen inkomen. Het Hof heeft bij dit oordeel mede in aanmerking genomen de omstandigheid dat het inkomen dat aan Gabon moet worden toegerekend, berekend overeenkomstig de methode zoals weergegeven in het arrest van de Hoge Raad van 17 december 1997, nr. 32946, BNB 1998/52, nagenoeg gelijk is aan het loonbedrag dat staat vermeld op de jaaropgaaf die betrekking heeft op de werkzaamheden in Gabon.

3.2. In zijn arrest van 23 september 2005, nr. 40179, BNB 2006/52, waarmee het Hof nog geen rekening kon houden, is de Hoge Raad gedeeltelijk teruggekomen van de berekeningsmethode volgens het zojuist vermelde arrest. Nu 's Hofs bewijsoordeel mede steunt op toepassing van die berekeningsmethode, kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Voorzover de klachten hierop gericht zijn, treffen zij doel.

Verwijzing moet volgen voor een geheel nieuwe behandeling van de zaak. De klachten behoeven verder geen behandeling.

4. Proceskosten

De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof,

verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,

gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 102, en

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.J. van Amersfoort als voorzitter, en de raadsheren A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2006.