Home

Hoge Raad, 08-09-2006, AY7696, 40916

Hoge Raad, 08-09-2006, AY7696, 40916

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
8 september 2006
Datum publicatie
8 september 2006
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AY7696
Formele relaties
Zaaknummer
40916

Inhoudsindicatie

Cassatieberoep niet ingesteld door of namens B&W.

Uitspraak

Nr. 40.916

8 september 2006

HdJ

gewezen op het beroep in cassatie van het hoofd Middelen en Maatschappelijke Zorg van de gemeente Abcoude te Abcoude tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 februari 2004, nr. P03/02035, betreffende na te melden ten aanzien van X te Z (hierna: belanghebbende) gegeven beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken.

1. Beschikkingen, bezwaar en geding voor het Hof

Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikkingen de waarde van de onroerende zaken a-straat 1 en a-straat 2 te Z voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 vastgesteld op € 373.461 (ƒ 823.000) respectievelijk € 661.611 (ƒ 1.458.000).

Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft het hoofd Middelen en Maatschappelijke Zorg van de gemeente Abcoude (hierna: het Hoofd) bij uitspraken de beschikking betreffende a-straat 1 vernietigd en de beschikking betreffende a-straat 2 gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep betreffende a-straat 1 niet-ontvankelijk verklaard, en het beroep betreffende a-straat 2 gegrond verklaard, de uitspraak van het Hoofd vernietigd en de bij de beschikking vastgestelde waarde van a-straat 2 verminderd tot € 373.461 (ƒ 823.000). De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Het Hoofd heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep

Op grond van artikel 28a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (tekst tot en met 2004) in verbinding met artikel 231, lid 2, letter a, van de Gemeentewet is in een geval als het onderhavige het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) bij uitsluiting bevoegd tot het instellen van beroep in cassatie. Blijkens het beroepschrift in cassatie is het beroep ingesteld door het Hoofd. Bij aangetekende brief van 20 april 2006 heeft de Griffier van de Hoge Raad de indiener van het beroepschrift in cassatie verzocht binnen vier weken na de dagtekening van deze brief een bewijsstuk van de aan hem verstrekte volmacht of van het aan hem verleende mandaat over te leggen, dan wel een verklaring van degene namens wie het beroep in cassatie is ingesteld, dat deze daarmee instemt. In reactie hierop is een besluit van het college overgelegd, waarin het Hoofd is aangewezen als gemeenteambtenaar bedoeld in artikel 231, lid 2, letters b en c, van de Gemeentewet, alsmede een besluit van het Hoofd waarin deze de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen aan andere ambtenaren mandateert. Uit geen van beide besluiten volgt echter de bevoegdheid van het Hoofd om beroep in cassatie in te stellen. De Hoge Raad zal daarom het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaren.

4. Proceskosten

Het Hoofd zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, en

veroordeelt het Hoofd in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de gemeente Abcoude aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren A.R. Leemreis en C.A. Streefkerk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2006.