Home

Hoge Raad, 01-12-2006, AZ3370, 42737

Hoge Raad, 01-12-2006, AZ3370, 42737

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
1 december 2006
Datum publicatie
1 december 2006
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AZ3370
Zaaknummer
42737

Inhoudsindicatie

Klachten richten zich tegen een door het Hof ten overvloede gegeven overweging.

Uitspraak

Nr. 42.737

1 december 2006

whk

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 september 2005, nr. 04/03449, betreffende de aan haar opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, nummer 001, en in de premie Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, nummer 002.

1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof

De Inspecteur heeft het tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2001 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de premie Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen gemaakte bezwaar zowel niet-ontvankelijk als ongegrond verklaard.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

De klachten richten zich tegen een door het Hof ten overvloede gegeven overweging. Deze overweging draagt 's Hofs beslissing derhalve niet. Mitsdien kunnen de klachten niet tot cassatie leiden.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2006.