Home

Hoge Raad, 08-12-2006, AZ3866, 603

Hoge Raad, 08-12-2006, AZ3866, 603

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
8 december 2006
Datum publicatie
8 december 2006
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AZ3866
Formele relaties
Zaaknummer
603

Inhoudsindicatie

Beperkt cassatieberoep.

Uitspraak

Nr. 603

8 december 2006

SE

gewezen op het beroep in cassatie van X Holding B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 5 januari 2006, nr. 04/3262 CSV, betreffende na te melden besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: de Raad van bestuur).

1. Besluiten, bezwaar en geding voor de Rechtbank

Bij besluiten van 25 september 2002 heeft de Raad van bestuur aan belanghebbende correctienota's voor ingevolge de sociale werknemersverzekeringswetten verschuldigde premies uitgereikt over de jaren 1997 tot en met 2000.

De Raad van bestuur heeft het tegen deze besluiten gemaakte bezwaar bij beslissing van 17 maart 2003 gegrond verklaard en de premiecorrecties verlaagd.

Tegen de beslissing op het bezwaar heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank te Groningen.

De Rechtbank heeft het beroep deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard.

2. Geding voor de Centrale Raad

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad.

De Centrale Raad heeft de aangevallen beslissing bevestigd. De uitspraak van de Centrale Raad is aan dit arrest gehecht.

3. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Raad van bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. M.J. Pelinck, advocaat te Amsterdam.

4. Beoordeling van het middel

Ingevolge artikel 18c, lid 1, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (tekst tot en met 31 december 2004; hierna: de Wet) kan beroep in cassatie worden ingesteld tegen uitspraken van de Centrale Raad ter zake van schending of verkeerde toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 1, leden vier tot en met acht, en de artikelen 4 tot en met 8 van de Wet. Het middel klaagt weliswaar over schending, althans verkeerde toepassing van artikel 4 van de Wet, doch keert zich tegen het oordeel van de Centrale Raad omtrent (de verdeling van) de bewijslast inzake de vraag of de onderhavige gelden zijn gevloeid naar werknemers dan wel naar derden aan de zijde van opdrachtgevers. Dat oordeel betreft niet de uitlegging of toepassing van voormeld artikel 4.

Het middel kan derhalve niet tot cassatie leiden.

5. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2006.