Home

Hoge Raad, 22-12-2006, AZ4972, 40609

Hoge Raad, 22-12-2006, AZ4972, 40609

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
22 december 2006
Datum publicatie
22 december 2006
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AZ4972
Formele relaties
Zaaknummer
40609

Inhoudsindicatie

Forensenbelasting. Gelijke behandeling. Recreatiewoning ter beschikking van eigenaar?

Uitspraak

Nr. 40.609

22 december 2006

HdJ

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 9 januari 2004, nr. BK 1339/02, betreffende na te melden aanslag in de forensenbelasting.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 met betrekking tot een in de gemeente Boarnsterhim gelegen gemeubileerde woning een aanslag in de forensenbelasting van de gemeente Boarnsterhim opgelegd ten bedrage van € 809, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het hoofd van de afdeling financiën van de gemeente Boarnsterhim (hierna: het Hoofd) is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boarnsterhim (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende, woonachtig buiten de gemeente Boarnsterhim, is eigenaar en gebruiker van een in de gemeente Boarnsterhim gelegen gemeubileerde woning (hierna: de woning). De woning is gelegen in een recreatiepark. Een aantal eigenaren van woningen in het recreatiepark verhuurt zijn woning via de exploitant van een caravanpark.

3.2. Belanghebbende heeft voor het Hof onder meer gesteld dat er sprake is van discriminatie, omdat aan eigenaren die hun in het onderhavige park gelegen woningen via de exploitant van het caravanpark verhuren geen aanslag in de forensenbelasting wordt opgelegd. De gemachtigde van het Hoofd heeft ter zitting van het Hof op 13 november 2003 verklaard dat:

"(...) alleen in gevallen waarin ingevolge een tussen een exploitant en een eigenaar van een recreatiewoning gesloten contract de betreffende eigenaar zijn woning voor (vrijwel) het gehele jaar ter beschikking stelt voor verhuur, geen aanslag forensenbelasting wordt opgelegd. In die gevallen kan - anders dan in casu - immers niet worden gezegd dat de betreffende eigenaar zijn woning voor meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of zijn gezin beschikbaar houdt."

Het Hof heeft op basis van deze verklaring geoordeeld dat er geen sprake is van gelijke gevallen die een gelijke behandeling behoeven, zodat belanghebbendes stelling faalt.

3.3. Bij de beoordeling van de tegen zojuist vermeld oordeel gerichte klacht moet het volgende worden vooropgesteld.

Er wordt in de gemeente Boarnsterhim, voorzover thans van belang, forensenbelasting geheven van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan negentig dagen van een kalenderjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden (artikel 2 van de Verordening forensenbelasting 1999, tekst 2001, zulks in overeenstemming met artikel 223, lid 1, Gemeentewet).

Indien een gemeubileerde woning weliswaar is bestemd voor verhuur maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, moet worden aangenomen dat die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten (vgl. HR 24 juli 1995, nr. 30470, BNB 1995/272).

Dit brengt mede dat het Hoofd in het onderhavige jaar slechts dan geen aanslag in de forensenbelasting mocht opleggen aan een eigenaar die zijn woning voor (vrijwel) het gehele jaar aan een derde ter beschikking stelt voor verhuur, (a) indien die eigenaar in het geheel geen gebruik maakte van zijn woning, althans geen ander gebruik dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, ofwel (b) (ingeval de woning ook in enige mate door die eigenaar zelf werd gebruikt, anders dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken en te houden), indien de som van het aantal dagen van eigen gebruik en van het aantal dagen waarop de woning niet werd gebruikt, maar waarop deze gelet op het in de vorige alinea overwogene moet worden geacht door die eigenaar beschikbaar te zijn gehouden voor zich of zijn gezin, niet meer dan negentig is.

3.4 Indien het Hof het voorgaande heeft miskend, dan is het uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting. Indien het Hof evenwel van de juiste rechtsopvatting is uitgegaan, dan had het zijn hiervoor onder 3.2 weergegeven oordeel nader moeten motiveren nu belanghebbende ter zitting van het Hof heeft aangevoerd dat de in het recreatiepark gelegen woningen die verhuurd worden in de praktijk maar 40% van het jaar bezet zijn en dat de bewoners - waarmee belanghebbende kennelijk bedoelde: de eigenaren - ook vaak zelf in de woningen verblijven.

3.5. Voor het overige kunnen de klachten niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.6. 's Hofs uitspraak kan, gelet op hetgeen onder 3.3 is overwogen, niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof,

verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,

gelast dat de gemeente Boarnsterhim vergoedt het van belanghebbende ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie geheven griffierecht ten bedrage van € 87.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en C.A. Streefkerk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2006.