Hoge Raad, 09-02-2007, AW3924, 41407
Hoge Raad, 09-02-2007, AW3924, 41407
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 9 februari 2007
- Datum publicatie
- 9 februari 2007
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2007:AW3924
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:AW3924
- Zaaknummer
- 41407
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. Invloed van omzetbelasting op de gecorrigeerde vervangingswaarde.
Uitspraak
Nr. 41.407
9 februari 2007
HdJ
gewezen op het beroep in cassatie van de Staat der Nederlanden (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 september 2004, nr. P01/03235, betreffende na te melden beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ).
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak c-straat 1 te Z voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 vastgesteld op ƒ 23.297.000.
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de directeur van de Dienst Gemeentebelastingen van de gemeente Amsterdam (hierna: de Directeur) bij uitspraak de waarde nader vastgesteld op ƒ 19.826.000.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Directeur vernietigd en de waarde van de onroerende zaak nader vastgesteld op ƒ 14.825.000. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 9 maart 2006 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Belanghebbende is krachtens zakelijk recht genothebbende van de onroerende zaak c-straat 1 te Z (hierna: de onroerende zaak).
(ii) De WOZ-waarde van de onroerende zaak dient te worden gesteld op de gecorrigeerde vervangingswaarde ervan als bedoeld in artikel 17, lid 3, Wet WOZ.
(iii) Belanghebbende is niet ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB).
3.2. Het Hof heeft onder meer geoordeeld dat de Wet WOZ ertoe noopt dat bij de vaststelling van de gecorrigeerde vervangingswaarde van de onroerende zaak in het onderhavige geval moet worden uitgegaan van de vervangingskosten inclusief de daarover te berekenen omzetbelasting, die immers drukt op belanghebbende nu deze geen ondernemer is in de zin van de Wet OB. Tegen dat oordeel keert zich onderdeel 4 van het beroepschrift in cassatie.
3.3. De subonderdelen 4.2, 4.3 en 4.4 strekken ten betoge dat het zojuist weergegeven Hofoordeel leidt tot gevolgen die strijdig zijn met het stelsel van de Wet WOZ, te weten tot de gevolgen (1) dat ongelijkheid ontstaat in zoverre verschil zou bestaan in de gecorrigeerde vervangingswaarde van eenzelfde onroerende zaak, naar gelang de eigenaar daarvan al dan niet ondernemer is in de zin van de Wet OB; (2) dat rekening wordt gehouden met een persoonlijke omstandigheid van de eigenaar, te weten de aan- of afwezigheid van ondernemerschap in de zin van de Wet OB; en (3) dat verschil kan ontstaan tussen enerzijds de waarde in het economische verkeer (artikel 17, lid 2, Wet WOZ), anderzijds de gecorrigeerde vervangingswaarde (artikel 17, lid 3, Wet WOZ), ofschoon de onroerende zaak courant is en ook voor commerciële marktpartijen bruikbaar.
3.4. Dit betoog faalt, aangezien de geschetste gevolgen noodzakelijkerwijs voortvloeien uit artikel 17, lid 3, Wet WOZ. Dit artikellid bepaalt dat de waarde van een in dat artikellid nader omschreven onroerende zaak moet worden gesteld op de gecorrigeerde vervangingswaarde in alle gevallen waarin deze hoger is dan de waarde in het economische verkeer. Dit geldt dus ongeacht of die zaak courant dan wel incourant is, en ongeacht of die zaak al dan niet bruikbaar is voor commerciële doeleinden, zoals mede volgt uit de wetsgeschiedenis, weergegeven in de onderdelen 2.2-2.8 van de bijlage bij de conclusie van de Advocaat-Generaal. Voorts komt bij de bepaling van de gecorrigeerde vervangingswaarde mede betekenis toe aan bepaalde omstandigheden die de (toevallige) eigenaar betreffen. Daaronder valt ook de omstandigheid dat op de eigenaar al dan niet de omzetbelasting drukt die hem in rekening wordt gebracht over de vervangingskosten. In zoverre heeft de wetgever in artikel 17, lid 3, Wet WOZ welbewust een subjectief element opgenomen, hetgeen tot gevolg heeft dat voor de aldaar bedoelde onroerende zaken de waarde heeft te gelden welke die zaken in economische zin voor de eigenaar zelf hebben (vgl. HR 8 juli 1992, nr. 27678, BNB 1992/298).
3.5. Het middel kan voor het overige evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren L. Monné, C.J.J. van Maanen, C.A. Streefkerk en J.W.M. Tijnagel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2007.