Home

Hoge Raad, 30-03-2007, AY7199, 42172

Hoge Raad, 30-03-2007, AY7199, 42172

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
30 maart 2007
Datum publicatie
30 maart 2007
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:AY7199
Formele relaties
Zaaknummer
42172

Inhoudsindicatie

Wet WOZ; waardering complex dat deels monument is.

Uitspraak

Nr. 42.172

30 maart 2007

RS

gewezen op het beroep in cassatie van de Staat der Nederlanden (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 15 april 2005, nr. 03/00634, betreffende na te melden beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken.

1.Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof

Ten aanzien van belanghebbende - in diens hoedanigheid van eigenaar - is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak Kattenburgerstraat 7 (Marine complex) te Amsterdam voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 vastgesteld op ƒ 90.887.000 (€ 41.242.722).

Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de directeur van de Dienst der Gemeentebelastingen Amsterdam bij uitspraak de waarde nader vastgesteld op € 40.114.500.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 11 juli 2006 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:

(i) op grond van artikel 16, aanhef en letter c, van de Wet waardering onroerende zaken dient het zogenoemde Marinecomplex aan de Kattenburgerstraat te Amsterdam aangemerkt te worden als één onroerende zaak in de zin van die wet (hierna: de Wet WOZ);

(ii) de gevel van één van de tot het Marinecomplex behorende opstallen, alsmede de daarvan deel uitmakende inrijpoort zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988.

3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat het Rijksmonumentaal gedeelte van het Marinecomplex gewaardeerd dient te worden op de voet van artikel 17, lid 2, het overige gedeelte (voor zover dit niet tot woning dient) op de voet van artikel 17, lid 3, van de Wet WOZ.

3.3. Daartoe heeft het Hof overwogen dat uit tekst en strekking van artikel 17, lid 3, van de Wet WOZ volgt dat in de daarin

gebezigde passage "onroerende zaken die zijn ingeschreven in een van de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers van beschermde monumenten", met de term "onroerende zaken" wordt gedoeld op onroerende zaken in de zin van de Monumentenwet 1988, niet op een onroerende zaak in de zin van artikel 16 van de Wet WOZ.

Met zijn verwijzing naar de strekking van artikel 17, lid 3, van de Wet WOZ heeft het Hof klaarblijkelijk het oog op de toelichting die gegeven is op het amendement-Kamp (welke toelichting is weergegeven in de onderdelen 4.11 en 4.12 van de conclusie van de Advocaat-Generaal).

3.4. 's Hofs oordeel en zijn daartoe gebezigde gronden zijn juist, zodat het daartegen gerichte middel faalt.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren C.J.J. van Maanen en J.W.M. Tijnagel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2007.