Home

Hoge Raad, 23-02-2007, AY8480, 42382

Hoge Raad, 23-02-2007, AY8480, 42382

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
23 februari 2007
Datum publicatie
23 februari 2007
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:AY8480
Formele relaties
Zaaknummer
42382

Inhoudsindicatie

Wet IB ’64; Yortgym en zwemmen: buitengewone lasten – ziektekosten?

Uitspraak

Nr. 42.382

23 februari 2007

TRP

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 7 november 2005, nr. 01/03728, betreffende na te melden aan X te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is over het jaar 1997 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 61.553. De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard en de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 59.512. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen

's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal J.A.C.A. Overgaauw heeft op 18 juli 2006 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep.

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van het middel

3.1. Het gaat te dezen om de vraag of door belanghebbende gedane uitgaven voor zwemmen en zogenoemde yortgymnastiek zijn aan te merken als met ziekte van belanghebbende verband houdende uitgaven voor geneeskundige hulp als bedoeld in artikel 46, lid 3, aanhef en letter a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

3.2. Het Hof heeft geoordeeld - welk oordeel in cassatie niet is bestreden - dat het geen aanleiding ziet te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van de huisarts van belanghebbende dat het beoefenen van yortgymnastiek en het zwemmen op medisch voorschrift en onder medische controle plaatsvinden. Vervolgens heeft het Hof geoordeeld dat zulks meebrengt dat de kosten die samenhangen met de genoemde activiteiten als buitengewone lasten - kennelijk: als uitgaven voor geneeskundige hulp - in aftrek kunnen worden gebracht. Tegen laatstvermeld oordeel richt zich het middel.

3.3. Uitgaven voor activiteiten als de onderhavige, gymnastiek en zwemmen, zijn aan te merken als uitgaven voor geneeskundige hulp in de zin van vorenbedoelde wetsbepaling, indien die activiteiten onderdeel uitmaken van een complex van onderling samenhangende en op elkander afgestemde maatregelen, door middel waarvan op voorschrift van een arts en onder rechtstreeks toezicht of rechtstreekse begeleiding van een arts of andere medisch geschoolde hulpverlener wordt gepoogd de fysieke en psychische toestand van een patiënt tot de voor hem optimale graad op te voeren, dan wel die zo goed mogelijk in stand te houden. Indien aan de overige voorwaarden is voldaan, maar de activiteiten niet plaatsvinden onder rechtstreeks toezicht of rechtstreekse begeleiding van een (para)medicus, kunnen de uitgaven niettemin worden aangemerkt als uitgaven voor geneeskundige hulp, indien het gaat om therapeutische activiteiten onder omstandigheden waarin gezonde personen soortgelijke activiteiten niet plegen uit te oefenen.

3.4. Omtrent het daadwerkelijke toezicht en de begeleiding heeft het Hof niets vastgesteld. De enkele vaststelling dat de activiteiten volgens de huisarts plaatsvonden 'op medisch voorschrift en onder medische controle' biedt onvoldoende grond voor 's Hofs bestreden oordeel, nu geenszins uitgesloten is, mede gelet op hetgeen belanghebbende voor het Hof heeft verklaard, dat de huisarts met 'onder medische controle' iets anders heeft bedoeld dan dat hij of een andere medisch geschoolde hulpverlener rechtstreeks toezicht hield en begeleiding gaf bij de activiteiten (vgl. HR 17 oktober 1979, nr. 19459, BNB 1979/293). De hierop gerichte klacht slaagt derhalve. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. Het middel behoeft voor het overige geen behandeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep van de Staatssecretaris van Financiën gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en

verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en J.W.M. Tijnagel in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2007.