Home

Hoge Raad, 02-02-2007, AZ7460, 41155

Hoge Raad, 02-02-2007, AZ7460, 41155

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
2 februari 2007
Datum publicatie
2 februari 2007
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:AZ7460
Zaaknummer
41155

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. Vervangingswaarde stadion.

Uitspraak

Nr. 41.155

2 februari 2007

HdJ

gewezen op het beroep in cassatie van X N.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 juli 2004, nr. 02/04428, betreffende na te melden beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ).

1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof

Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 vastgesteld op ƒ 73.569.000.

Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft het hoofd van de afdeling Financiën van de gemeente Kerkrade bij uitspraak de waarde nader vastgesteld op ƒ 68.916.000.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak vernietigd en de waarde nader vastgesteld op ƒ 59.823.000. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.

3. Beoordeling van de middelen

3.1. Voorzover de middelen klagen over het oordeel van het Hof in onderdeel 4.1 van de bestreden uitspraak, kunnen zij niet tot cassatie leiden, aangezien 's Hofs oordeel in onderdeel 4.2 zijn beslissing zelfstandig draagt.

3.2. Voor het Hof was tussen partijen niet in geschil dat voor de toepassing van de Wet WOZ de waarde van de onderhavige onroerende zaak diende te worden bepaald op de vervangingswaarde daarvan als bedoeld in artikel 17, lid 3, van de Wet WOZ. Het Hof heeft in onderdeel 4.2 overwogen dat de onroerende zaak in opdracht en ten behoeve van belanghebbende binnen haar doelstelling tot stand is gekomen, op 1 januari 2001 nog slechts voor een gering deel in aanbouw was (in die zin dat het op die datum voor 90% gereed was), en in de loop van 2001 door belanghebbende in gebruik is genomen. Vervolgens heeft het Hof in dat onderdeel geoordeeld dat onder deze omstandigheden de vervangingswaarde dient te worden bepaald zonder een correctie toe te passen ter zake van functionele veroudering.

3.3. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst. Het behoefde ook geen nadere motivering dan gegeven. Het Hof mocht in het midden laten wat de beleggingswaarde van de onroerende zaak was, nu het immers niet ging om de bepaling van die beleggingswaarde maar om de vervangingswaarde als bedoeld in voormeld wetsartikel. De middelen falen derhalve ook voor het overige.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren C.A. Streefkerk en J.W.M. Tijnagel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2007.