Home

Hoge Raad, 23-11-2007, BA2695, 43257

Hoge Raad, 23-11-2007, BA2695, 43257

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
23 november 2007
Datum publicatie
23 november 2007
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:BA2695
Formele relaties
Zaaknummer
43257

Inhoudsindicatie

Conclusie PG

Belanghebbende is eigenaar van een windmolenpark. Ten aanzien van de waardebepaling van de windturbines hebben de gemeente Q en de rechtsvoorganger van belanghebbende een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij met betrekking tot de waardebepaling van de ozb de waarde werd bepaald op ƒ 300.000 per turbine. In een brief van 19 mei 1995 van burgemeester en wethouders van de gemeente Q staat hierover het volgende vermeld:'Op grond hiervan zullen door ons aanslagen worden opgelegd.'

Bij brief van 23 mei 1995 wordt van de zijde van belanghebbende het volgende aan de gemeente geantwoord:'Op grond hiervan zal de gemeente Q een aanslag opleggen.'

In cassatie voert belanghebbende aan dat het Hof ten onrechte heeft beslist dat de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst mede van toepassing is op de WOZ-beschikking 1997.

Belanghebbende acht de uitspraak van het Hof onbegrijpelijk, omdat het Hof heeft geoordeeld dat de omstandigheid dat in de vaststellingsovereenkomst slechts wordt gesproken over de onroerende-zaakbelastingen, niet verhindert dat deze ook op de waardebepaling ingevolge de WOZ van toepassing kan zijn. A-G Niessen is van mening dat deze klacht faalt, aangezien voor het onderhavige jaar de waardebepaling voor de onroerende-zaakbelasting plaatsvindt op de voet van de WOZ.

Voorts voert belanghebbende aan dat onbegrijpelijk is 's Hofs oordeel dat uit de omstandigheid dat de overeenkomst geen einddatum noemt, volgt dat deze in de tijd onbegrensd is. Volgens de A-G slaagt deze klacht, aangezien die omstandigheid ook erop kan wijzen dat de overeenkomst slechts bedoeld was voor één jaar te gelden. Zonder nadere motivering, die in de uitspraak ontbreekt, is 's Hofs oordeel derhalve onbegrijpelijk.

Ten slotte betoogt belanghebbende dat uit de wijze waarop zij de overeenkomst heeft verwoord, blijkt dat deze slechts voor één aanslag zou gelden. Deze klacht slaagt naar de mening van A-G Niessen eveneens; nu in de weergave van de overeenkomst door belanghebbende wordt gesproken van het opleggen van 'een aanslag', is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet duidelijk waarom deze voor meer aanslagen zou gelden, temeer nu de Heffingsambtenaar in het verweerschrift voor het Hof die tekst van belanghebbende zelf aanhaalt als die waarin de bedoeling van partijen tot uitdrukking is gebracht.

De conclusie strekt tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof.

Uitspraak

Uitspraak wordt niet gepubliceerd.