Home

Hoge Raad, 23-11-2007, BA2720, 43263

Hoge Raad, 23-11-2007, BA2720, 43263

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
23 november 2007
Datum publicatie
23 november 2007
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:BA2720
Formele relaties
Zaaknummer
43263

Inhoudsindicatie

WOZ-waarde windmolenpark. Invloed fiscale faciliteiten op gecorrigeerde vervangingswaarde.

Uitspraak

Nr. 43.263

23 november 2007

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X C.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 31 maart 2006, nr. BK 04/00621, betreffende na te melden beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ).

1. Het geding in feitelijke instantie

Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak - een windmolenpark - met objectnummer 002 te Z (hierna: windmolenpark) voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 vastgesteld op € 3.336.645 (ƒ 7.353.000).

Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft het hoofd van de afdeling Financiën van de gemeente Q (hierna: het Hoofd) bij uitspraak de waarde nader vastgesteld op € 2.957.739 (ƒ 6.518.000).

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van het Hoofd vernietigd en de waarde van de onroerende zaak nader vastgesteld op € 2.437.434. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 22 maart 2007 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Belanghebbende is eigenaar van een windmolenpark, bestaande uit veertig windturbines. Het park is in 1992 gerealiseerd met behulp van ƒ 8.000.000 investeringssubsidies die van overheidswege zijn verstrekt op de voet van de Steunregeling energiebesparing en stromingsenergie.

3.1.2. Op de waardepeildatum voor de onderhavige beschikking op grond van de Wet WOZ (1 januari 1999) was die regeling niet meer van kracht.

3.1.3. Op die waardepeildatum waren met betrekking tot windmolenparken de navolgende fiscale faciliteiten van kracht:

i) de ontheffing van de regulerende energiebelasting als bedoeld in artikel 36o van de Wet belastingen op milieugrondslag;

ii) de VAMIL-regeling als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB 1964); en

iii) de energie-investeringsaftrek als bedoeld in artikel 11 Wet IB 1964.

3.2. Voor het Hof was in geschil of deze faciliteiten van invloed zijn op de herbouwwaarde van de windmolens. Het Hof heeft deze vraag ontkennend beantwoord. Het daartegen gerichte middel faalt. 's Hofs oordeel is juist, omdat de hiervoor in 3.1.3 vermelde faciliteiten niet het offer verminderen dat nodig is om die windmolens weer in dezelfde staat aan te schaffen of te vervaardigen.

3.3. De voormelde faciliteiten kunnen wel van invloed zijn op de waarde die de windmolens in economische zin voor belanghebbende vertegenwoordigen (de bedrijfswaarde). In cassatie klaagt belanghebbende echter niet over 's Hofs oordeel dat niet is gesteld of gebleken dat de bedrijfswaarde van de windmolens lager is dan de WOZ-waarde waarop het Hof is uitgekomen.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C.J.J. van Maanen, C. Schaap, J.W.M. Tijnagel en A.H.T. Heisterkamp, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2007.