Hoge Raad, 20-04-2007, BA3307, 40464
Hoge Raad, 20-04-2007, BA3307, 40464
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 april 2007
- Datum publicatie
- 20 april 2007
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2007:BA3307
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2004:AO5233, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 40464
Inhoudsindicatie
Art. 13a, aanhef en letter b, Algemene nabestaandenwet; belanghebbende na emigratie naar Curaçao terecht in de premieheffing volksverzekeringen betrokken gebleven?
Uitspraak
Nr. 40.464
20 april 2007
ND
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (Nederlandse Antillen) (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 12 januari 2004, nr. 01/00606, betreffende na te melden aanslag in de premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een aanslag in de premie volksverzekeringen opgelegd naar een premie-inkomen van f 62.461 (€ 28.343,57). De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende is op 1 augustus 1992 vanuit Nederland naar Curaçao geëmigreerd. Zij genoot in het onderhavige jaar een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (hierna: de Anw) en was uit dien hoofde op grond van artikel 8 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 verzekerd ingevolge de Nederlandse volksverzekeringen.
3.2. Voor het Hof was in geschil of de verzekeringsplicht van belanghebbende opzij werd gezet door bepalingen als vervat in artikel 13a, aanhef en letter b, van de Anw. Het Hof heeft die vraag ontkennend beantwoord. Daartegen richt zich het middel.
3.3. Het middel wordt tevergeefs voorgesteld. Het Hof heeft terecht uit de ontstaansgeschiedenis van de vorenbedoelde bepalingen afgeleid dat deze zien op het geval dat door de werking van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie de wetgeving van een bepaalde staat heeft te gelden als de van toepassing zijnde wetgeving. Anders dan het middel betoogt, heeft het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden niet een dergelijke werking met betrekking tot het op belanghebbende van toepassing zijn van de socialezekerheidswetgeving van de Nederlandse Antillen. Het Statuut bevat immers geen bepaling welke ertoe strekt de onderlinge verhouding tussen de socialezekerheidswetgeving van Nederland en die van de Nederlandse Antillen te regelen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2007.