Hoge Raad, 15-06-2007, BA7182, 42148
Hoge Raad, 15-06-2007, BA7182, 42148
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 15 juni 2007
- Datum publicatie
- 15 juni 2007
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2007:BA7182
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2005:AT4364, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 42148
Inhoudsindicatie
Hoofdverblijf elders in verband met uitzending door werkgever. Verhuurde woning in Nederland naar box 3.
Uitspraak
Nr. 42.148
15 juni 2007
HdJ
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (Nederlandse Antillen; hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 7 april 2005, nr. 03/01672, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, en de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning respectievelijk sparen en beleggen van ƒ 150.174 respectievelijk ƒ 3.792. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende is voor de periode 1 augustus 1998 tot en met 1 augustus 2001 door zijn werkgever, het Ministerie van Financiën, uitgezonden naar Curaçao. Deze periode is later verlengd tot 1 augustus 2002. Belanghebbende heeft aldaar met zijn echtgenote in een huurwoning gewoond. Belanghebbende heeft de hem in eigendom toebehorende woning in Nederland, die hij voordien bewoonde, sedert augustus 1998 verhuurd. Op die woning was in de jaren 1998 tot en met 2000 de regeling van artikel 42a, lid 8, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 van toepassing.
3.2. Belanghebbende herhaalt in cassatie zijn voor het Hof gehouden - en door het Hof verworpen - betoog dat de regeling voor de eigen woning in artikel 3.111 (in verbinding met artikel 3.113) van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) op de woning van toepassing is.
3.3. Het Hof heeft vastgesteld - in cassatie onbestreden - dat belanghebbende in het onderhavige jaar 2001 zijn hoofdverblijf had op Curaçao. Zoals ook volgt uit de door het Hof aangehaalde wetsgeschiedenis kan de verhuurde woning in Nederland dan niet worden aangemerkt als een eigen woning in de zin van artikel 3.111 Wet IB 2001. Het andersluidende standpunt van belanghebbende is door het Hof terecht verworpen, en de daartegen gerichte klacht faalt.
3.4. De overige klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en A.H.T. Heisterkamp, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2007.