Home

Hoge Raad, 29-06-2007, BA8056, 41738

Hoge Raad, 29-06-2007, BA8056, 41738

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
29 juni 2007
Datum publicatie
29 juni 2007
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:BA8056
Zaaknummer
41738

Inhoudsindicatie

Zfw zelfstandigen; verklaring omtrent verzekeringsplicht onherroepelijk; beroep op keuzeregeling in latere procedure omtrent premie-aanslag.

Uitspraak

Nr. 41.738

29 juni 2007

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 14 juni 2005, nr. 04/00002, betreffende na te melden aan X te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde voorlopige aanslag in de premie ingevolge de Ziekenfondswet (hierna: Zfw).

1. Voorlopige aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 2002 een voorlopige aanslag in de premie ingevolge de Zfw opgelegd naar een inkomen van € 19.650.

Deze aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.

Bij ambtshalve gegeven beschikking is nadien de voorlopige aanslag verminderd tot een naar een inkomen van € 12.483.

Het Hof heeft het ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de voorlopige aanslag vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Belanghebbende drijft sinds 1989 een onderneming.

3.1.2. Op 15 november 2001 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een verklaring verstrekt als bedoeld in artikel 3d, lid 2, Zfw, waarin is vermeld dat belanghebbende als zelfstandige voldoet aan de voorwaarden voor ziekenfondsverzekering in het jaar 2002.

3.1.3. Op 10 september 2003 is aan belanghebbende een voorlopige aanslag opgelegd in de premie ingevolge de Zfw voor het jaar 2002.

3.1.4. Bij brief van 20 oktober 2003 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de voorlopige aanslag. In deze brief schreef belanghebbende onder meer:

"Naast het onder pt 2 genoemde bezwaar willen wij daarnaast nog eens gebruik maken van het recht een aan te wijzen jaar voor de toetsing buiten beschouwing te laten. Wij verzoeken u daartoe het belastbare inkomen 1999 (...) buiten beschouwing te laten."

3.1.5. De Inspecteur heeft bij brief van 17 november 2003 meegedeeld de aanvraag om gebruik te mogen maken van de zogenoemde keuzeregeling zoals opgenomen in artikel 2, lid 2, van de Regeling tijdvak en inkomen ziekenfondsverzekering zelfstandigen (hierna: de Regeling), niet in behandeling te nemen omdat de aanvraag niet binnen zes weken na dagtekening van de verklaring ziekenfondsverzekering voor zelfstandigen was gedaan.

3.1.6. Bij brief van 23 december 2003 heeft de Inspecteur het bezwaar tegen de voorlopige aanslag afgewezen.

3.2. Het Hof heeft met juistheid vooropgesteld dat de tekst van de Zfw en die van de Regeling verhinderen dat in bezwaar en/of beroep tegen een (voorlopige) aanslag in de premie Zfw een beroep op de keuzeregeling wordt gedaan, indien (zoals in het onderhavige geval) de verklaring als bedoeld in artikel 3d, lid 2, Zfw reeds voordien onherroepelijk is geworden.

3.3. Vervolgens heeft het Hof geoordeeld dat bijzondere omstandigheden aanleiding geven in het onderhavige geval anders te oordelen.

3.4. Het middel voert terecht aan dat de rechter daartoe niet de vrijheid heeft. Honorering van belanghebbendes beroep op de keuzeregeling is onverenigbaar met de onherroepelijkheid van de verklaring.

3.5. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, doch slechts voor zover daarbij de voorlopige aanslag is vernietigd, en

handhaaft de voorlopige aanslag zoals die na de ambtshalve verleende vermindering was komen te luiden.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.J. van Amersfoort als voorzitter, en de raadsheren C.J.J. van Maanen en J.W.M. Tijnagel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2007.