Home

Hoge Raad, 23-11-2007, BB8434, 42442

Hoge Raad, 23-11-2007, BB8434, 42442

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
23 november 2007
Datum publicatie
23 november 2007
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:BB8434
Formele relaties
Zaaknummer
42442

Inhoudsindicatie

Feitelijk leiding van een BV is verplaatst naar België; liquidatieuitkering niet belastbaar in Nederland.

Uitspraak

Nr. 42.442

23 november 2007

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 23 juni 2005, nr. 02/04387, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Het geding in feitelijke instantie

Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gedeeltelijk gegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.

3. Beoordeling van de middelen

3.1.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

Belanghebbende was in 1996 directeur en enig aandeelhouder van A Holding B.V. (hierna: de BV). Hij emigreerde op 14 november 1996 vanuit Nederland naar Z, België, en werd aldaar op 20 november 1996 ingeschreven in de plaatselijke bevolkingsadministratie.

3.1.2. Op 11 december 1996 heeft de BV de aandelen van haar dochtervennootschap B Beheer B.V. verkocht. Op 23 december 1996 zijn de statuten van de BV aangepast aan het Belgische recht waarbij tevens het besluit van belanghebbende van 14 november 1996 om de 'zetel van de werkelijke leiding' te verplaatsen naar Z, België, is bekrachtigd, belanghebbende is aangesteld als onbezoldigd zaakvoerder en een medewerkster van het te België gevestigde kantoor L is aangesteld als lasthebber voor het inschrijven van de vennootschap in het Handelsregister en bij het Bestuur van de B.T.W.

3.1.3. Op 9 januari 1998 gaf belanghebbende als zaakvoerder van de BV aan L opdracht om de staat van activa en passiva te beoordelen per ultimo 1997. Op 30 januari 1998 werd besloten tot ontbinding van de vennootschap en werd belanghebbende aangewezen als vereffenaar.

3.1.4. Op 29 januari 1998 is de vennootschap naar Belgisch recht geliquideerd en op 21 augustus 1998 naar Nederlands recht ontbonden. Als gevolg van de liquidatie ontving belanghebbende in 1998 een liquidatieuitkering van ƒ 3.025.007.

3.1.5. De BV heeft over de jaren 1996 tot en met 1998 in België aangifte gedaan voor de vennootschapsbelasting.

3.2. Het Hof heeft - samengevat - geoordeeld dat belanghebbende zich aangaande het geschil over de plaats van de feitelijke leiding van de BV niet kan beroepen op vertrouwen, dat zou zijn opgewekt door de Inspecteur.

3.3. De eerste twee middelen, die zich tegen dit oordeel richten falen. Het oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Het derde middel bouwt voort op de eerste twee middelen en moet het lot van die middelen delen.

3.4. Voorts heeft het Hof met betrekking tot de plaats van de feitelijke leiding van de BV geoordeeld dat aannemelijk is dat reeds bij de emigratie van belanghebbende in feite was besloten de BV op korte termijn te ontbinden en alsdan de reserves uit te keren aan de aandeelhouder. Alle activiteiten, zoals de wijziging van de statuten van de BV, zijn dan ook aan te merken als uitvoeringshandelingen (waartoe reeds tijdens belanghebbendes emigratie was besloten) gericht op de uiteindelijke liquidatie. Het Hof heeft geoordeeld dat door belanghebbende niet, althans onvoldoende is aangetoond dat hij na zijn emigratie in tenminste betekenende mate in België bestuursdaden heeft verricht en dat daarmee de feitelijke leiding van de BV naar België is verplaatst. De feitelijke leiding is in Nederland gebleven, aldus het Hof.

3.5. Voor zover het vierde middel opkomt tegen 's Hofs oordeel dat de feitelijke leiding van de BV niet naar België is verplaatst, slaagt het. Naar de Hoge Raad heeft geoordeeld in zijn arrest van 12 mei 2006, nr. 39225, BNB 2007/37, valt niet in te zien dat een vennootschap die voorbereidingen treft om tot ontbinding en vereffening te komen geen (werkelijke) leiding nodig zou hebben om die plannen uit te voeren. Voor zover in 's Hofs oordeel de opvatting besloten ligt dat de handelingen van de BV, die uitvoering gaven aan het voornemen tot de ontbinding en vereffening van de BV geen handelingen van werkelijke leiding zijn, is dat oordeel dan ook onjuist. 's Hofs uitspraak en de stukken van het geding laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat handelingen van evenbedoelde aard door belanghebbende in België zijn verricht zodat ervan moet worden uitgegaan dat de feitelijke leiding van de BV zich ten tijde van de liquidatie-uitkering in België bevond. Bij deze feitelijke stand van zaken verzet artikel 13, in samenhang met artikel 4 van het Belastingverdrag Nederland-België van 19 oktober 1970 zich ertegen dat Nederland belasting heft over de door belanghebbende als inwoner van België verkregen liquidatieuitkering (HR 12 mei 2006, nr. 39223, BNB 2007/36).

3.6. Gelet op het hiervoor in 3.5 overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

4. Proceskosten

De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten,

vernietigt de uitspraak van de Inspecteur alsmede de aanslag,

gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 103, en

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en P. Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2007.