Hoge Raad, 18-01-2008, BA4720, 43497
Hoge Raad, 18-01-2008, BA4720, 43497
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 18 januari 2008
- Datum publicatie
- 18 januari 2008
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2008:BA4720
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BA4720
- Zaaknummer
- 43497
Inhoudsindicatie
Moeten sloopuitgaven duwbakken gerekend worden tot de kostprijs van de ter vervanging aangeschafte duwbakken (Hof) of mogen deze kosten direct in jaar van uitgave ten laste van de winst worden gebracht? 'Pui-arrest' (BNB 1997/162) van overeenkomstige toepassing.
Uitspraak
Nr. 43.497
18 januari 2008
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X Holding B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 juli 2006, nr. BK-05/00172, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Minister heeft een conclusie van dupliek ingediend.
De Advocaat-Generaal J.A.C.A. Overgaauw heeft op 19 april 2007 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak van het Hof en verwijzing van de zaak voor nader feitelijk onderzoek.
De Staatssecretaris van Financiën heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. De werkzaamheden van belanghebbende en de met haar in de zin van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (tekst 2001; hierna: de Wet) gevoegde dochtermaatschappijen bestaan in de exploitatie van binnenvaartschepen en ander drijvend materieel. In het jaar 2000 is belanghebbende verplichtingen aangegaan met betrekking tot de aanschaf van acht duwbakken (hierna: de nieuwe duwbakken). De koopprijs ten bedrage van € 5.054.353 is in het onderhavige jaar (2001) verschuldigd geworden en voldaan.
3.1.2. Artikel 8 van de Verordening (EEG) nr. 1101/89 van de Raad van 27 april 1989, PB nr. L116, die sinds 27 april 1989 van kracht was, luidde - voor zover hier van belang - als volgt:
"1. a) gedurende een periode van vijf jaar vanaf de inwerkingtreding van deze verordening, mogen op de in artikel 3 bedoelde binnenwateren geen onder deze verordening vallende nieuw gebouwde of uit een derde land ingevoerde of van de in artikel 2, lid 2, onder a) en b), bedoelde nationale binnenwateren afkomstige vaartuigen in gebruik worden genomen, tenzij:
- de eigenaar van het in de vaart te brengen vaartuig een daarmee gelijkwaardige tonnage laat slopen zonder daarvoor een sloopuitkering te ontvangen,
- of, indien hij geen scheepsruimte laat slopen, aan het fonds waaronder zijn nieuwe vaartuig ressorteert of dat hij overeenkomstig artikel 4 heeft gekozen, een speciale bijdrage betaalt die gelijk is aan de vastgestelde sloopuitkering voor een tonnage gelijk aan die van het nieuwe vaartuig, (...)
4. het is verboden om een in de leden 1 en 2 bedoeld vaartuig in gebruik te nemen voordat de eigenaar voldaan heeft aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden. In geval van inbreuk op dit verbod mogen de nationale autoriteiten maatregelen nemen om te voorkomen dat het betrokken vaartuig aan het verkeer deelneemt."
Deze verordening heeft voor een periode van tien jaar gegolden. Bij Verordening (EG) nr. 718/1999 van de Raad van 29 maart 1999, PB nr. L090, is een vergelijkbare saneringsregeling voor een periode van maximaal vier jaar ingesteld. Per 28 april 2003 is die saneringsregeling beëindigd.
3.1.3. Belanghebbende heeft door inschakeling van een tussenpersoon duwbakken (tonnage) opgekocht, ter zake waarvan zij in het onderhavige jaar € 703.668 heeft voldaan, en deze duwbakken laten slopen.
3.2. Voor het Hof was in geschil of de Inspecteur terecht de hiervoor in 3.1.3 bedoelde uitgaven tot de kostprijs van de nieuwe duwbakken heeft gerekend en de daardoor opgeroepen afschrijvingskosten heeft beperkt tot 4/12e maal 6,67 percent van € 703.668.
3.3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat het hiervoor in 3.1.3 vermelde bedrag dient te worden gerekend tot de kostprijs van de nieuwe duwbakken. Het Hof heeft aan dit oordeel ten grondslag gelegd dat het belanghebbende verboden was de nieuwe duwbakken in gebruik te nemen tenzij zij een gelijkwaardige tonnage had laten slopen dan wel een speciale bijdrage had voldaan die gelijk is aan de vastgestelde sloopuitkering voor een tonnage gelijk aan die van de nieuwe duwbakken, en dat belanghebbende het bedrag van € 703.668 heeft betaald teneinde te voldoen aan de hiervoor in 3.1.2 bedoelde voorwaarde om de nieuwe duwbakken in gebruik te mogen nemen.
3.3.2. Voorts heeft het Hof geoordeeld dat het hiervoor in 3.1.3 vermelde bedrag niet kan worden beschouwd als een uitgave ten behoeve van een zelfstandig bedrijfsmiddel waarop afzonderlijk zou moeten worden afgeschreven, en dat in het enkele feit dat de saneringsregeling op 28 april 2003 is afgeschaft geen reden is te vinden dat bedrag naar tijdsgelang, verdeeld over de periode tot aan die datum, ten laste van de belastbare winst te brengen. Het nut dat de nieuwe duwbakken voor belanghebbendes onderneming afwerpen, ondergaat daardoor immers geen wijziging, aldus het Hof.
3.4.1. Voor zover het middel ertegen opkomt dat het Hof zijn hiervoor in 3.3.1 vermelde oordeel baseert op de Verordening (EEG) nr. 1101/89, wordt het terecht voorgesteld, nu die verordening in het onderhavige jaar niet meer van kracht was. Het middel kan echter in zoverre niet tot cassatie leiden, omdat de voor het onderhavige jaar van kracht zijnde Verordening (EG) nr. 718/1999 voor zover hier van belang niet afwijkt van de eerstgenoemde verordening. 3.4.2. Voor zover het middel opkomt tegen 's Hofs hiervoor in 3.3.1 vermelde oordeel faalt het. Belanghebbende heeft de tonnage aangekocht kennelijk met het doel ten behoeve van de investering in de nieuwe duwbakken te voldoen aan een voorwaarde waarvan het mogen benutten van die investering afhing. Onder dergelijke omstandigheden laat goed koopmansgebruik niet toe de aanschaffingkosten van de tonnage als onderdeel van de kostprijs buiten aanmerking te laten.
3.4.3. Voor zover het middel opkomt tegen het hiervoor in 3.3.2 vermelde oordeel van het Hof faalt het eveneens. 's Hofs oordeel dat de te slopen duwbakken niet als een zelfstandig bedrijfsmiddel kunnen worden aangemerkt, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Ook 's Hofs oordeel dat er geen reden is de sloopuitgaven in een kortere periode dan de gebruiksperiode van de nieuwe duwbakken af te schrijven, wordt tevergeefs bestreden, nu het Hof feitelijk en niet onbegrijpelijk heeft overwogen dat het nut dat die duwbakken voor de onderneming van belanghebbende afwerpen, door de afschaffing van de saneringsregeling, uiterlijk in 2003, geen wijziging ondergaat.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P.J. van Amersfoort, P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2008.