Home

Hoge Raad, 08-08-2008, BB4742, 43521

Hoge Raad, 08-08-2008, BB4742, 43521

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
8 augustus 2008
Datum publicatie
8 augustus 2008
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BB4742
Formele relaties
Zaaknummer
43521

Inhoudsindicatie

Conclusie PG

Belanghebbende en zijn broer zijn ieder voor de helft gerechtigd tot de aandelen in A B.V. (hierna: Beheer BV). Beheer B.V. is houdster van alle aandelen in B B.V. (hierna: B B.V.). De broers zijn directeur van Beheer B.V. en B B.V. B B.V. exploiteert een onderneming betreffende de verkoop van caravans op een bedrijfscomplex. De broers zijn tevens maat in een maatschap. De activiteiten van de maatschap bestaan uit de verhuur van onroerende zaken aan B B.V. De gerechtigdheid tot het vermogen en de winst van de maatschap vormt voor de maten geen onderneming. De broers hebben samen in eigendom (een gedeelte van) de percelen grond deel uitmakend van het bedrijfscomplex. Op de percelen grond bevinden zich opstallen, waaronder twee showrooms, een werkplaats en een occasionhal. De opstallen zijn in gebruik bij B B.V. De economische eigendom van de onroerende zaken is bij overeenkomst van 12 oktober 1998 door Beheer B.V. overgedragen aan de broers voor f 1.085.000.

In geschil is of belanghebbende op de opstallen mag afschrijven op de voet van art. 35 Wet IB 1964. Het Hof oordeelt dat dit niet het geval is omdat de overeenkomst praktische betekenis mist; gesteld noch gebleken is dat Beheer B.V. ooit de economische eigendom van de opstallen heeft gehad. Dit oordeel wordt, aldus A-G Overgaauw, vergeefs bestreden. Met betrekking tot de vraag of niettemin afschrijvingen in aanmerking kunnen worden genomen, stelt de A-G het volgende. Laatstgenoemd oordeel van het Hof impliceert dat de broers immer de volle eigendom van de percelen grond en de daarmee verenigde opstallen hebben gehad en dus zowel juridisch als economisch eigenaar van de opstallen zijn. Anders dan het Hof heeft geoordeeld, meent de A-G dat de door belanghebbende betrokken stellingen niet anders kunnen worden uitgelegd dan dat hij als (economisch) eigenaar van de opstallen daarop kan afschrijven. Deze uitleg van de stellingen van belanghebbende roept vervolgens de vraag op naar de kostprijs van de opstallen. Belanghebbende stelt deze op genoemd bedrag van f 1.085.000, welk bedrag is onderbouwd met een door de Inspecteur niet bestreden taxatierapport. 's Hofs door belanghebbende tevergeefs bestreden oordeel dat aan de overeenkomst geen betekenis toekomt, impliceert echter dat dit bedrag niet als grondslag voor de afschrijving op de opstallen kan dienen. Moet dit dan ertoe leiden dat bij gebrek aan gegevens over de afschrijvingsgrondslag belanghebbende in het geheel niet kan afschrijven op de opstallen? Volgens de A-G is dit niet het geval. Een goede procesorde vereist dat het Hof, alvorens te oordelen dat de overeenkomst praktische betekenis mist, belanghebbende in de gelegenheid had gesteld zich uit te laten omtrent de hoogte van de afschrijvingen in dat scenario. Nu het Hof dat niet heeft gedaan zijn de klachten gegrond.

Geconcludeerd wordt tot gegrondverklaring van het beroep.

Uitspraak

Uitspraak wordt niet gepubliceerd