Home

Hoge Raad, 18-01-2008, BC1956, 630

Hoge Raad, 18-01-2008, BC1956, 630

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
18 januari 2008
Datum publicatie
18 januari 2008
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BC1956
Formele relaties
  • In cassatie op: ECLI:NL:CRVB:2006:AY5321, Bekrachtiging/bevestiging
Zaaknummer
630

Inhoudsindicatie

Fooienbesluit 2002 niet van toepassing op keukenpersoneel.

Uitspraak

Nr. 630

18 januari 2008

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: de Raad van bestuur) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 juli 2006, nr. 05/6978 CSV, betreffende na te melden aan V.O.F. X te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde correctie- en boetenota's.

1. Het geding in feitelijke instanties

Bij besluiten van 9 en 10 juni 2004 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) aan belanghebbende correctienota's en boetenota's ingevolge de Coördinatiewet Sociale Verzekering opgelegd over de jaren 1999 tot en met 2002.

De Raad van bestuur heeft de tegen deze besluiten gemaakte bezwaren bij beslissing van 26 augustus 2004 ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-Hertogenbosch heeft het tegen die beslissing ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad.

De Centrale Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd voor zover het de correctie- en boetenota's over het jaar 2002 betreft, het beroep in zoverre gegrond verklaard, de beslissing ten aanzien van de correctie- en boetenota's in zoverre vernietigd en de bestreden uitspraak voor het overige bevestigd. De uitspraak van de Centrale Raad is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Raad van bestuur heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Belanghebbende exploiteert een cafetaria. Belanghebbende heeft - voor zover in cassatie van belang - over het jaar 2002 aan werknemers minder loon uitbetaald dan het ten minste voor hen ingevolge de collectieve arbeidsovereenkomst voor de horeca- en aanverwante bedrijven geldende minimumloon.

3.1.2. Op 9 juni 2004 is door het UWV aan belanghebbende over dat jaar een correctienota opgelegd waarbij een bedrag aan premie voor de werknemersverzekeringen is nageheven. Daarbij is ten aanzien van de onder 3.1.1 bedoelde werknemers voor de berekening van de verschuldigde premies met toepassing van artikel 3 van het Besluit van het Landelijk instituut sociale verzekeringen van 21 november 2001, Stcrt. 2001, 249 (hierna: het Fooienbesluit 2002) een bedrag aan fooien tot het loon gerekend.

3.2. De Centrale Raad heeft geoordeeld dat het bij belanghebbende werkzame keukenpersoneel voor wat betreft het jaar 2002 niet valt onder artikel 3 van het Fooienbesluit 2002. Hij heeft daartoe onder meer geoordeeld dat de tekst van artikel 3, lid 1, van het Fooienbesluit 2002 de werking van de bepaling expliciet beperkt tot het bedienend personeel en dat hij geen aanleiding ziet voor een andere dan een grammaticale uitleg van deze bepaling.

3.3. Het middel betoogt dat, nu het keukenpersoneel wél onder het toepassingsbereik van het toenmalige artikel 3 van het Fooienbesluit 1989 viel en met het bepaalde in artikel 3 van het Fooienbesluit 2002 op dit punt niet een beperking van dat toepassingsbereik is beoogd, het keukenpersoneel tot het bedienend personeel in de zin van artikel 3 van het Fooienbesluit 2002 moet worden gerekend.

Het middel faalt aangezien de toepassing van artikel 3, lid 1, van het Fooienbesluit 2002 blijkens de tekst van die bepaling, anders dan de tekst van het Fooienbesluit 1989, slechts ziet op werknemers behorende tot het bedienend personeel, terwijl de toelichting op die bepaling onvoldoende grond biedt voor een uitleg volgens welke ook keukenpersoneel tot dat bedienend personeel moet worden gerekend.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C.J.J. van Maanen en C. Schaap, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2008.

Van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wordt ter zake van het door de Raad van bestuur ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 428.