Home

Hoge Raad, 08-08-2008, BC5812, 41654

Hoge Raad, 08-08-2008, BC5812, 41654

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
8 augustus 2008
Datum publicatie
8 augustus 2008
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BC5812
Formele relaties
Zaaknummer
41654

Inhoudsindicatie

OZB gebruikersbelasting bij pand in aanbouw?

Uitspraak

Nr. 41.654

8 augustus 2008

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 11 januari 2005, nr. 04/00283, betreffende een aanslag in de onroerendezaakbelastingen.

1. Het geding in feitelijke instantie

Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 wegens het gebruik van de onroerende zaak a-straat te Q een aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Zwolle opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het hoofd van de sectie belastingen van de gemeente Zwolle is gehandhaafd.

Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld.

Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft het incidentele beroep beantwoord en in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend.

Het College heeft in het principale beroep een conclusie van dupliek ingediend en in het incidentele beroep een conclusie van repliek.

Belanghebbende heeft in het incidentele beroep een conclusie van dupliek ingediend.

De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 12 februari 2008 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van zowel het principale als het incidentele beroep in cassatie.

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3. Uitgangspunten in cassatie

Belanghebbende is in het jaar 2000 begonnen met het laten bouwen - op eigen grond - van een kantoorgebouw, bestemd voor verkoop/verhuur. Dit gebouw is in de loop van het jaar 2001 gereed gekomen. Per 1 januari 2001 was de opstal voor 70 percent gereed.

4. Beoordeling van het in het principale beroep voorgestelde middel

4.1. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende ter zake van het kantoorgebouw in het jaar 2001 terecht is betrokken in de onroerendezaakbelastingen (gebruikersbelasting).

4.2. De door het middel verdedigde opvatting dat een gebouw in aanbouw niet in de onroerendezaakbelasting van artikel 220, letter a, Gemeentewet kan worden betrokken, is onjuist. Wie ter bevrediging van eigen behoefte een opstal (ver)bouwt of laat (ver)bouwen op hem ter beschikking staande grond, gebruikt die grond (en wat daarmee duurzaam is verenigd) in de zin van die bepaling. Indien hij (ver)bouwt of laat (ver)bouwen met het oogmerk de zaak na gereedkoming van de bouw te bezigen voor eigen gebruik, dan wel te verhuren (of op andere titel aan een ander in gebruik te geven), dan wel te verkopen, is sprake van bevrediging van eigen behoefte. 's Hofs hiervoor in 4.1 weergegeven oordeel is derhalve juist.

Het daartegen gerichte middel faalt.

5. Beoordeling van het in het incidentele beroep voorgestelde middel

Nu het incidentele beroep niet kan leiden tot een voor het College gunstiger resultaat dan waartoe het Hof in zijn uitspraak is gekomen, heeft het College geen belang bij dat beroep. Het zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

6. Proceskosten

Wat betreft het principale cassatieberoep van belanghebbende acht de Hoge Raad geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Wat betreft het incidentele cassatieberoep zal het College worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

7. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het principale beroep in cassatie ongegrond,

verklaart het incidentele beroep in cassatie niet-ontvankelijk,

veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle in de kosten van het geding in het incidentele beroep in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1449 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de gemeente Zwolle aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren L. Monné, C.J.J. van Maanen, J.W.M. Tijnagel en A.H.T. Heisterkamp in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2008.