Home

Hoge Raad, 14-03-2008, BC6467, 41490

Hoge Raad, 14-03-2008, BC6467, 41490

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
14 maart 2008
Datum publicatie
14 maart 2008
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BC6467
Zaaknummer
41490

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. Onbegrijpelijke motivering.

Uitspraak

Nr. 41.490

14 maart 2008

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 februari 2005, nr. 03/03463, betreffende beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ).

1. Het geding in feitelijke instantie

Ten aanzien van belanghebbende is bij in één geschrift vervatte beschikkingen de waarde van de onroerende zaken b-straat 1 en a-straat 1 te Z voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 vastgesteld.

Na door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft het Hoofd van de afdeling Financiën en Belastingen (hierna: het Hoofd) van de gemeente Hoorn bij uitspraak de waarden op een lager bedrag vastgesteld.

Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van het Hoofd voorzover betrekking hebbend op a-straat 1 vernietigd en de waarde verminderd en de uitspraak van het Hoofd voor het overige bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van de middelen

3.1. Het Hof heeft in onderdeel 5.1 van zijn uitspraak geoordeeld dat het aan de taxatie van verweerder de voorkeur geeft boven de taxatie die van de zijde van belanghebbende in het geding is gebracht, en heeft daarbij in aanmerking genomen dat in het taxatierapport van verweerder vergelijkingsobjecten zijn vermeld welke hebben gediend als referentie voor het bepalen van de waarde in het kader van de Wet WOZ, terwijl daarvan volgens het Hof geen sprake is in het rapport dat door belanghebbende in het geding is gebracht.

3.2. De tegen dit oordeel en deze redengeving gerichte motiveringsklacht van het tweede middel slaagt. Zonder nadere motivering, welke ontbreekt, valt niet in te zien waarom de omstandigheid dat in het ene taxatierapport wél en in het andere niet vergelijkingsobjecten zijn vermeld die hebben gediend (naar het Hof kennelijk bedoelt: voor het Hoofd) als referentie voor het bepalen van de waarde in het kader van de Wet WOZ, van gewicht is bij de keuze voor het ene of het andere rapport. Bovendien is het kennelijk aan het Hof ontgaan dat in het door belanghebbende overgelegde taxatierapport onder meer als vergelijkingspand is vermeld b-straat 2, dat in de uitspraak op het bezwaar door het Hoofd eveneens als referentieobject is genoemd.

3.3. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. De middelen behoeven voor het overige geen behandeling.

4. Proceskosten

Het College zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent de proceskosten,

verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,

gelast dat de gemeente Hoorn aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 102, en

veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de gemeente Hoorn aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en A.H.T. Heisterkamp, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2008.