Home

Hoge Raad, 14-03-2008, BC6552, 43672

Hoge Raad, 14-03-2008, BC6552, 43672

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
14 maart 2008
Datum publicatie
14 maart 2008
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BC6552
Formele relaties
Zaaknummer
43672

Inhoudsindicatie

Art. 9, lid 1, letter b, ju. Tabel II, post a.6, Wet OB; bewijs intracommunautaire levering niet gegeven; bewijs aangifte intracommunautaire verwerving daartoe onvoldoende.

Uitspraak

Nr. 43.672

14 maart 2008

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 oktober 2006, nr. BK-04/04457, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting.

1. Het geding in feitelijke instantie

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd, welke naheffingsaanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Belanghebbende exploiteert in Z een bedrijf bestaande uit onder meer de handel in nieuwe pleziervaartuigen. In dat kader heeft zij in 1998 twee nieuwe plezierjachten geleverd aan F B.V. (hierna: F), een in Nederland gevestigde besloten vennootschap met een vaste inrichting in België. De jachten zijn te Z afgeleverd. Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de leveringen aan F intracommunautaire leveringen zijn waarop van toepassing is het tarief van nihil voor goederen vallende onder post a.6 van Tabel II, behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968.

3.1.2. Ten bewijze van het gestelde vervoer van vorenbedoelde plezierjachten naar België heeft belanghebbende overgelegd enkele bescheiden met gegevens over de betalingen op naam van F, attesten D.L.2.B van de Belgische douane met de vermelding R als thuishaven en Belgische vlaggenbrieven met de vermelding van een Nederlandse thuishaven.

3.2. Het Hof heeft dit bewijs onvoldoende geacht. Voor zover de klachten zich tegen dit oordeel richten, falen zij, omdat het oordeel berust op de aan het Hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen. De omstandigheid dat ter zake van de plezierjachten aangiften intracommunautaire verwerving in België zijn gedaan, behoefde het Hof niet tot een ander oordeel te brengen (zie HvJ EG 27 september 2007, Twoh International B.V., C-184/05, punt 37, BNB 2008/13, alsmede HvJ EG 27 september 2007, Teleos plc. e.a., C-409/04, punten 71 en 72, BNB 2008/13).

3.3. De klachten kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2008.