Hoge Raad, 09-05-2008, BD1040, 07/10056
Hoge Raad, 09-05-2008, BD1040, 07/10056
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 9 mei 2008
- Datum publicatie
- 9 mei 2008
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2008:BD1040
- Zaaknummer
- 07/10056
Inhoudsindicatie
Artikel 8:38 Awb, adresverificatie
Uitspraak
nr. 07/10056
9 mei 2008
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank te Haarlem van 25 mei 2007, nr. AWB 06/4189, op het verzet van belanghebbende tegen na te melden uitspraak van de Rechtbank, betreffende een aanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen.
1. Het geding in feitelijke instantie
Met betrekking tot voormelde aanslag heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft bij uitspraak van 28 juli 2006 het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. De Rechtbank heeft bij haar in cassatie bestreden uitspraak het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. De griffier van de Rechtbank heeft bij aangetekend verzonden brief van 19 juni 2006 belanghebbende (opnieuw) gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht. De griffier van de Rechtbank heeft deze brief op 17 juli 2006 terugontvangen met de mededeling dat belanghebbende de brief niet heeft afgehaald van het postkantoor.
3.2. Uit de uitspraken van de Rechtbank of de stukken van het geding blijkt niet dat de griffier van de Rechtbank met betrekking tot de hiervoor in 3.1 vermelde aangetekend verzonden en terugontvangen brief de voorschriften van artikel 8:38 van de Algemene wet bestuursrecht heeft toegepast. De hierop gerichte, in de klachten besloten liggende klacht slaagt. De klachten behoeven verder geen behandeling.
3.3. De uitspraak van de Rechtbank kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor een nieuwe behandeling van het verzet, waarbij alsnog de hiervoor in 3.2 bedoelde voorschriften moeten worden toegepast. Opmerking verdient nog dat het oordeel van de Rechtbank dat belanghebbende in verzet geen verschoningsgronden heeft aangevoerd met betrekking tot het niet overleggen van het bestreden besluit en het niet zorg dragen voor een vertaling van het beroepschrift, onbegrijpelijk is in het licht van het gestelde in het verzetschrift.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak op verzet van de Rechtbank,
verwijst het geding naar de Rechtbank te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, en
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 214.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.J. van Amersfoort als voorzitter, en de raadsheren A.R. Leemreis en J.A.C.A. Overgaauw, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2008.