Home

Hoge Raad, 19-12-2008, BD6385, 07/10541

Hoge Raad, 19-12-2008, BD6385, 07/10541

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
19 december 2008
Datum publicatie
19 december 2008
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BD6385
Formele relaties
Zaaknummer
07/10541

Inhoudsindicatie

Overdrachtsbelasting. Art. 4, lid 1, letter a, WBR. Is verwerving van aandelen in een "Camping BV" de verwerving van een fictieve onroerende zaak? Doeleis. Toeristische plaatsen camping dienstbaar aan exploitatie van onroerende zaken?

Uitspraak

Nr. 07/10541

19 december 2008

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 28 juni 2007, nr. 05/00168, betreffende een door X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) op aangifte voldaan bedrag aan overdrachtsbelasting.

1. Het geding in feitelijke instantie

Belanghebbende heeft ter zake van de verkrijging van de aandelen in A B.V. te Q op aangifte een bedrag aan overdrachtsbelasting voldaan. Belanghebbende heeft tegen de voldoening van dit bedrag bezwaar gemaakt, welk bezwaar bij uitspraak van de Inspecteur is afgewezen.

Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en het bezwaar gegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij één middel voorgesteld.

De Staatssecretaris heeft het incidentele beroep beantwoord.

De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 10 juni 2008 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het principale beroep in cassatie en tot het buiten behandeling laten van het voorwaardelijk incidentele beroep.

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3. Uitgangspunten in cassatie

3.1.1. Belanghebbende heeft op 31 december 2003 alle aandelen in A B.V. te Q (hierna: Camping BV) verworven. Camping BV exploiteert een camping.

3.1.2. Op het campingterrein van Camping BV bevinden zich diverse recreatieve voorzieningen - waaronder speeltuinen, sportvelden, een restaurant, een bar, een supermarkt en een zwembad - en er worden fietsen verhuurd.

3.1.3. De gehele camping met voorzieningen wordt door Camping BV voor eigen rekening en risico en met eigen personeel gedreven.

3.1.4. De bezittingen van Camping BV bestonden per 31 december 2003 voor 94 percent uit onroerende zaken. De specificatie daarvan is als volgt:

Grond

Eigendom € 1.054.913

Bloot eigendom € 38.751

Hoofdgebouw

Receptie/kantoren € 327.000

Horeca/incl. snackbar € 758.000

Winkel € 140.000

Zwembad € 400.000

Sanitair € 583.500

Beheerderswoning en garage € 380.000

Plaatsen

135 jaarplaatsen € 168.750

32 standplaatsen voor zomerhuisjes € 40.000

222 toeristische plaatsen € 277.500

131 seizoensplaatsen € 124.450

8 bungalows € 10.000

Recreatiewoningen (8 stuks) € 360.000

Diversen (wegen e.d.) € 57.500

Extra's (tennis, golf) € 45.000

3.1.5. De toeristische plaatsen worden steeds kortstondig verhuurd, terwijl jaarplaatsen gedurende het gehele kalenderjaar worden verhuurd. Seizoensplaatsen worden gedurende het gehele kampeerseizoen verhuurd.

3.2. Voor het Hof was onder meer in geschil of de aandelen Camping BV zijn aan te merken als fictieve onroerende zaken als bedoeld in artikel 4, lid 1, aanhef en letter a, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer. Meer specifiek was in geschil of de onroerende zaken van Camping BV, als geheel genomen, op het tijdstip van de verkrijging geheel of hoofdzakelijk dienstbaar waren aan het verkrijgen, vervreemden of exploiteren van die onroerende zaken.

3.3. Het Hof heeft geoordeeld dat meer dan 30 percent van de totale waarde van de onroerende zaken van Camping BV niet dienstbaar is aan de exploitatie van onroerende zaken, zodat - mede gelet op het arrest van de Hoge Raad van 18 december 1991, nr. 27260, BNB 1992/100 - niet is voldaan aan de wettelijke eis voor belastbaarheid van de verkrijging van de aandelen. Aan 's Hofs oordeel dat meer dan 30 percent van de onroerende zaken niet dienstbaar is aan de exploitatie van onroerende zaken, ligt mede ten grondslag het oordeel dat de toeristische plaatsen niet dienstbaar zijn aan de exploitatie van onroerende zaken.

4. Beoordeling van het in het principale beroep voorgestelde middel

Het middel, dat opkomt tegen het onder 3.3, slotzin, vermelde oordeel, faalt. Mede gelet op de door het Hof in onderdeel 4.3 van zijn uitspraak geciteerde toelichting, die aansluit bij de in onderdeel 4.8 van de conclusie van de Advocaat-Generaal vermelde parlementaire geschiedenis, moet het aangevallen oordeel kennelijk aldus worden verstaan dat de exploitatie van de camping wat betreft de toeristische plaatsen, gelet op de korte duur waarvoor deze worden verhuurd en op de aanwezigheid van bijkomende (recreatieve) voorzieningen, voor de toepassing van de onderwerpelijke regeling niet wezenlijk verschilt van de exploitatie van een hotelbedrijf, dat naar de bedoeling van de wetgever niet onder de regeling valt. Aldus bezien geeft 's Hofs oordeel geen blijk van een onjuiste rechtopvatting en kan het, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet verder op juistheid worden getoetst.

5. Het voorwaardelijke incidentele beroep

Nu het principale beroep niet tot vernietiging van 's Hofs uitspraak leidt, is de voorwaarde waaronder het incidentele beroep is ingesteld, niet vervuld. Dat beroep behoeft derhalve geen behandeling.

6. Proceskosten

De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

7. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het principale beroep in cassatie ongegrond, en

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 805, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, J.W.M. Tijnagel, A.H.T. Heisterkamp en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2008.

Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 433.