Hoge Raad, 21-11-2008, BD6390, 44044
Hoge Raad, 21-11-2008, BD6390, 44044
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 21 november 2008
- Datum publicatie
- 21 november 2008
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2008:BD6390
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BD6390
- Zaaknummer
- 44044
Inhoudsindicatie
Verliesverrekening bij belangrijke wijziging van belang in vennootschap. Staat art. 20a Wet Vpb 1969 in de weg aan verrekening van verliezen uit voorafgaande jaren met de winst behaald in het jaar van belangrijke wijziging van het uiteindelijke belang tot de dag van die wijziging?
Uitspraak
Nr. 44.044
21 november 2008
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank te Haarlem van 10 april 2007, nr. AWB 06/0162, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende is voor het jaar 2002 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank.
De Rechtbank heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 25 juni 2008 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en van de Inspecteur en tot vermindering van de aanslag.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende is opgericht op 29 augustus 1996. Alle aandelen in belanghebbende werden gehouden door Stichting D. Vanaf 30 juli 1999 bestonden de bezittingen van belanghebbende uitsluitend uit beleggingen. Op 11 december 2002 zijn alle aandelen in belanghebbende overgedragen aan H B.V.
3.1.2. Belanghebbende heeft in de jaren tot en met 2001 voor een totaalbedrag van € 42.924 aan onverrekende verliezen geleden (hierna: de verliezen van voorafgaande jaren). Het resultaat vóór belastingen over de periode 1 januari 2002 tot aan de aandelenoverdracht op 11 december 2002 (hierna: de tussenperiode) bedroeg € 50.878. De belastbare winst over het jaar 2002 bedroeg € 57.118.
3.1.3. Voor de Rechtbank was tussen partijen in geschil of het bepaalde in artikel 20a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (tekst 2002; hierna: de Wet) in de weg staat aan verrekening van de verliezen van voorafgaande jaren met de door belanghebbende over de tussenperiode behaalde winst. De Rechtbank heeft deze vraag bevestigend beantwoord. Hiertegen keert zich het middel met het betoog dat een daartoe leidende uitleg van artikel 20a van de Wet in strijd komt met doel en strekking van de Wet, nu zowel de verliezen van voorafgaande jaren als de over de tussenperiode behaalde winst vóór de aandelenoverdracht zijn behaald.
3.2. Bij de beoordeling van het middel dient het volgende te worden vooropgesteld.
Artikel 20a, lid 1, van de Wet bepaalt dat indien aannemelijk is dat in vergelijking met het begin van het oudste jaar waarvan een verlies nog niet volledig is verrekend, het uiteindelijke belang in de belastingplichtige in belangrijke mate is gewijzigd, met ingang van het jaar waarin de wijziging (hierna: de aandeelhouderswijziging) heeft plaatsgevonden, verliezen van daaraan voorafgaande jaren, in afwijking in zoverre van artikel 20, niet meer voorwaarts verrekenbaar zijn. Uit de tekst van artikel 20a, lid 1, van de Wet volgt dat in het onderhavige geval de verliezen van voorafgaande jaren met ingang van 2002, het jaar waarin de aandeelhouderswijziging heeft plaatsgevonden, bij belanghebbende niet meer voorwaarts verrekenbaar zijn. De omstandigheid dat artikel 20a in de Wet is opgenomen om de handel in zogenoemde verliesvennootschappen tegen te gaan, wettigt op zichzelf niet reeds de gevolgtrekking dat de wetgever in artikel 20a, lid 1, van de Wet iets anders heeft bedoeld te bepalen dan waartoe de bewoordingen strekken. Ook de wetsgeschiedenis - zie daarvoor de onderdelen 5.8, 5.11, 5.12 en 5.19 van de conclusie van de Advocaat-Generaal - biedt voor die gevolgtrekking geen steun. De uitleg waartoe de bewoordingen van artikel 20a, lid 1, van de Wet leiden, doet deze bepaling passen in het wettelijk systeem van verrekening van verliezen, nu dit systeem is gebaseerd op verrekening van verliezen van gehele boekjaren met belastbare winst van gehele boekjaren. Deze uitleg sluit ook aan bij de vormgeving van de in artikel 20a, lid 12, van de Wet geboden mogelijkheid om - kort gezegd - vermogensbestanddelen te herwaarderen. Zoals uit de wetsgeschiedenis van laatstgenoemde bepaling (Kamerstukken II 2000/01, 27 209, nr. 6, blz. 43) volgt, vindt "de opwaardering (...) plaats door de vermogensbestanddelen te herwaarderen op de eindbalans van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de situatie zich voordoet waardoor verliesverrekening niet langer mogelijk is". De wetgever is hierbij derhalve uitgegaan van hetzelfde ingangstijdstip van artikel 20a, lid 1, te weten de aanvang van het jaar waarin de aandeelhouderswijziging heeft plaatsgevonden.
De beslissing van de Rechtbank is derhalve juist. Het middel faalt mitsdien.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren raadsheer P. Lourens, C.B. Bavinck, A.R. Leemreis en J.A.C.A. Overgaauw, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2008.