Home

Hoge Raad, 15-05-2009, BB0681, 43750

Hoge Raad, 15-05-2009, BB0681, 43750

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
15 mei 2009
Datum publicatie
15 mei 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BB0681
Formele relaties
Zaaknummer
43750

Inhoudsindicatie

Conclusie PG

Belanghebbende is een binnen de EU gevestigd reisbureau. De activiteiten van belanghebbende bestaan uit het organiseren van reizen naar Nederland waarvoor zij ondernemer is in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968. Het betreft zogenaamde pakketreizen bestaande uit overnachtingen, vervoer, vertier, voedsel en drank enz. Zij treedt op onder eigen naam tegenover de reiziger en maakt voor de totstandkoming van de pakketreizen gebruik van leveringen en diensten van andere belastingplichtigen. Belanghebbende heeft geen vaste inrichting in Nederland. In geschil is of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van aan haar in rekening gebrachte Nederlandse omzetbelasting. In verband hiermee komt tevens de vraag op of belanghebbende één dan wel meerdere prestaties jegens derden heef verricht en waar deze prestatie(s) heeft/hebben plaatsgevonden.

A-G De Wit komt met inachtneming van de arresten CPP en Levob tot de conclusie dat belanghebbende één dienst heeft verricht jegens haar klanten. De klanten willen namelijk één dienst afnemen bestaande uit een volledig verzorgde reis. Volgens de A-G kan de prestatie van belanghebbende niet worden gerangschikt onder artikel 9, lid 2, van de Zesde richtlijn en in het bijzonder sub c hiervan. De prestatie van belanghebbende wordt aldus op grond van artikel 9, lid 1, van de Zesde richtlijn geacht in het land van vestiging (andere lidstaat) te hebben plaatsgevonden.

De A-G komt op basis van de arresten Debouche en Monte Dei Paschi Di Siena tot de conclusie, dat belanghebbende geen recht op teruggaaf heeft van de Nederlandse omzetbelasting. Op basis van deze arresten is het recht op teruggaaf zowel afhankelijk van de mate van aftrekgerechtigdheid in de lidstaat van vestiging als de lidstaat van teruggaaf. In de onderhavige situatie kan ervan worden uitgegaan dat belanghebbende in de lidstaat van vestiging, aan een met artikel 26 van de Zesde richtlijn overeenkomend wettelijk regime is onderworpen. Belanghebbende heeft aldus geen recht op aftrek van omzetbelasting toerekenbaar aan prestaties die de reizigers rechtstreeks ten goede komen. In het onderhavige geval heeft de in geschil zijnde omzetbelasting betrekking op prestaties die de reizigers rechtstreeks ten goede komen. Belanghebbende heeft dan ook geen recht op teruggaaf van de Nederlandse omzetbelasting. Dat de Achtste richtlijn en het HvJ EG stelselmatig naar artikel 17 van de Zesde richtlijn verwijzen en niet naar artikel 26, lid 4, van de Zesde richtlijn doet hier niet aan af, aldus A-G De Wit.

A-G De Wit geeft de Hoge Raad in overweging om het beroep ongegrond te verklaren.

Uitspraak

Uitspraak wordt niet gepubliceerd.