Hoge Raad, 15-05-2009, BB3450, 43555
Hoge Raad, 15-05-2009, BB3450, 43555
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 15 mei 2009
- Datum publicatie
- 15 mei 2009
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2009:BB3450
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BB3450
- Zaaknummer
- 43555
Inhoudsindicatie
Conclusie PG
Belanghebbende is een buiten de EU gevestigd reisbureau dat all-inclusive reizen naar Nederland aanbiedt. Zij heeft geen vaste inrichting in Nederland. Belanghebbende treedt op eigen naam en voor eigen rekening op jegens haar klanten en is ter zake ondernemer in de zin van artikel 7, lid 1, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). In geschil is of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van aan haar in rekening gebrachte Nederlandse omzetbelasting. In verband hiermee komt tevens de vraag op of belanghebbende één dan wel meerdere prestaties jegens derden heeft verricht en waar deze prestatie(s) heeft/hebben plaatsgevonden.
A-G De Wit komt met inachtneming van de arresten CPP en Levob tot de conclusie dat belanghebbende één dienst heeft verricht jegens haar klanten. De klanten willen namelijk één dienst afnemen bestaande uit een volledig verzorgde reis. Volgens de A-G kan de prestatie van belanghebbende niet worden gerangschikt onder artikel 9, lid 2, van de Zesde richtlijn en in het bijzonder sub c hiervan. De prestatie van belanghebbende wordt aldus op grond van artikel 9, lid 1, van de Zesde richtlijn geacht in het land van vestiging (buiten de EU) te hebben plaatsgevonden.
De A-G is van mening dat belanghebbende recht op teruggaaf heeft van de aan haar in rekening gebrachte Nederlandse omzetbelasting. De arresten Debouche en Monte Dei Paschi Di Siena zijn namelijk in de onderhavige situatie niet van toepassing. Daarnaast is geen sprake van een asymmetrisch c.q. selectief beroep op de Zesde richtlijn. Belanghebbende doet namelijk voor zowel de voldoening als de aftrek van omzetbelasting een beroep op de Wet OB. Ten slotte staat het bepaalde in artikel 3, lid 2, van de Dertiende richtlijn niet in de weg aan de teruggaaf van omzetbelasting aan belanghebbende. Een dergelijke bepaling is namelijk niet in de Wet OB opgenomen. Verder geven de bepaling omtrent de teruggaaf van omzetbelasting in de Wet OB slechts zeer algemene regels voor het verkrijgen van recht op teruggaaf van omzetbelasting. Een niet-EU-ondernemer dient anders dan een EU-ondernemer slechts aan te tonen dat hij ondernemer is in de zin van artikel 7 Wet OB.
A-G De Wit geeft de Hoge Raad in overweging om het beroep gegrond te verklaren.
Uitspraak
Uitspraak wordt niet gepubliceerd.