Hoge Raad, 03-04-2009, BC2862, 42472
Hoge Raad, 03-04-2009, BC2862, 42472
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 3 april 2009
- Datum publicatie
- 3 april 2009
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2009:BC2862
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BC2862
- Terugverwijzing naar: ECLI:NL:GHSGR:2010:BO3619, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 42472
Inhoudsindicatie
Conclusie PG
Nrs. 42 467, 42 468, 42 469, 42 470, 42 471, 42 472, 43 079, 43 080, 43 089, 43 123, 43 124, 43 125, 43 288, 43 533 en
43 639
In bovengenoemde vijftien zaken heeft A-G Niessen conclusie genomen. In drie van deze zaken (43.123, 43.124 en 43.125) is het de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit die beroep in cassatie heeft ingesteld; de overige zaken zijn door belanghebbende bij de Hoge Raad aanhangig gemaakt. Alle zaken hebben betrekking op heffingen die ingevolge de Meststoffenwet werden geheven. Deze notitie geeft een korte samenvatting van de bij de genoemde conclusies verschenen gemeenschappelijke bijlage.
Van 1 januari 1998 tot en met 31 december 2005 kende de Meststoffenwet een stelsel van regulerende mineralenheffingen, kortweg het mineralenaangiftesysteem (MINAS). Op grond hiervan werd geheven over de belastbare hoeveelheid meststoffen/mineralen uitgedrukt in kilogrammen fosfaat (fosfaatheffing) en stikstof (stikstofheffing). Ten aanzien van de bepaling van de grondslag van deze twee heffingen kon gekozen worden uit twee systemen. In de eerste plaats bestond de mogelijkheid om te kiezen voor de forfaitaire mineralenheffingen, bij de berekening waarvan voor een belangrijk deel gebruik werd gemaakt van forfaits. Daarnaast werd de mogelijkheid geboden om in plaats van deze forfaitaire mineralenheffingen door middel van zogenoemde verfijnde mineralenheffingen de te voldoene heffingen zoveel mogelijk te berekenen op basis van werkelijke hoeveelheden aan fosfaat en stikstof. Bij deze verfijnde mineralenheffingen, maar ook bij - zij het in beperktere mate - de forfaitaire mineralenheffingen, maakten de werkelijke stikstof- dan wel fosfaatgehaltes in dierlijke meststoffen deel uit van de berekening van de heffingsgrondslag.
In een op basis van de Meststoffenwet uitgevaardigde ministeriële regeling was bepaald dat de vaststelling van de genoemde gehaltes plaatsvond door middel van steekproefonderzoek, waarbij toevallige fouten tussen de werkelijke stikstof- dan wel fosfaatgehaltes in een vracht dierlijke meststoffen en de gemeten gehaltes in 95% van de uitgevoerde analyses niet meer dan 15% mochten bedragen.
Uit uitgevoerde onderzoeken bleek echter dat bij gebruikmaking van de voorgeschreven bemonsterings- en analysemethoden het berekende fosfaatgehalte binnen het 95%-betrouwbaarheidsinterval met meer dan de toegestane 15% kon afwijken van het werkelijke fosfaatgehalte. Aangezien niet voldaan werd aan de zojuist genoemde eis van 15%, is A-G Niessen van mening dat de met behulp van die methoden opgelegde verfijnde en forfaitaire mineralenheffingen ter zake van fosfaten niet in stand kunnen blijven.
De vraag of de nauwkeurigheidsnorm van 15% op zichzelf in strijd is met het recht, beantwoordt A-G Niessen ontkennend.
Met betrekking tot de vraag of MINAS in strijd is het de Europese Nitraatrichtlijn, is hij van mening dat, hoewel het systeem van regulerende mineralenheffingen geen juiste implementatie is van deze richtlijn, niet gezegd kan worden dat dit de soevereiniteit van Nederland aantast op fiscaal gebied. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 16 november 2001, nr. C00/142HR, NJ 2002/469, betoogt A-G Niessen voorts dat de heffingen niet in strijd zijn met de op basis van het EG-verdrag ingestelde gemeenschappelijke marktordening in de sector varkensvlees.
Tot slot beantwoordt hij de vraag of de regulerende mineralenheffing in strijd zijn met het recht op bescherming van eigendom in de zin van artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM, eveneens ontkennend.
In de zaken waarin de Minister cassatie heeft ingesteld strekken de conclusies tot gegrondverklaring van het beroep behoudens ten aanzien van de fosfaatheffing, die door Hof 's-Hertogenbosch terecht vernietigd was. De conclusies in de overige zaken strekken eveneens tot gegrondverklaring van het beroep voor zover het de fosfaatheffing betreft, die door de hoven in die zaken ten onrechte niet vernietigd was.
Uitspraak
Uitspraak wordt niet gepubliceerd