Home

Hoge Raad, 10-04-2009, BG4142, 08/01345

Hoge Raad, 10-04-2009, BG4142, 08/01345

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
10 april 2009
Datum publicatie
10 april 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BG4142
Formele relaties
Zaaknummer
08/01345

Inhoudsindicatie

Naheffing van ingehouden, maar niet-afgedragen belasting houdt in dat de inspecteur heeft besloten van eindheffing af te zien. Verrekening van ingehouden, maar niet-afgedragen belasting vormt geen belemmering voor naheffing van afdrachtverschil.

Uitspraak

Nr. 08/01345

10 april 2009

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van B.V. X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 februari 2008, nr. 06/00421, betreffende een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikking en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, alsmede een boete. Tevens is heffingsrente in rekening gebracht. De naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking inzake heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

De Rechtbank te Haarlem heeft het tegen de uitspraken inzake de naheffingsaanslag en de heffingsrente ingestelde beroep ongegrond verklaard en het tegen de uitspraak inzake de boetebeschikking ingestelde beroep gegrond verklaard, de desbetreffende uitspraak op bezwaar vernietigd en de boete verminderd.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal C.W.M. van Ballegooijen heeft op 15 oktober 2008 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Belanghebbende heeft in 2001 op het salaris van haar directeur € 11.544 aan loonheffing ingehouden. Afgedragen werd echter slechts een bedrag van € 1924 aan loonheffing. Het verschil - € 9620 - is door de Inspecteur bij de onderwerpelijke naheffingsaanslag nageheven.

3.1.2. Een verzoek als bedoeld in artikel 31, lid 2, letter a, onder 1°, van de Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2001, hierna: de Wet) is niet gedaan. Evenmin is door de Inspecteur een beschikking genomen als bedoeld in artikel 31, lid 2, letter a, onder 2°, van de Wet.

3.1.3. Voordat de naheffingsaanslag werd opgelegd is over het loon van de directeur inkomstenbelasting geheven onder verrekening van de ingehouden loonheffing.

3.2. Indien een inspecteur het verschil tussen het bedrag aan loonheffing dat door een inhoudingsplichtige is ingehouden en het bedrag aan loonheffing dat door die inhoudingsplichtige is afgedragen naheft, moet het ervoor worden gehouden dat de inspecteur heeft besloten het zogenoemde eindheffingsregime niet toe te passen. Het middel, dat gelet op de daarop gegeven toelichting uitgaat van een andere opvatting, faalt derhalve in dit opzicht.

3.3. Het middel strekt er blijkens die toelichting voor het overige toe te betogen dat de Inspecteur de naheffingsaanslag niet meer mocht opleggen omdat het loon inmiddels in de inkomstenbelasting was betrokken. Ook op dat punt faalt het middel, aangezien de ingehouden loonbelasting verrekend is met de aanslag inkomstenbelasting die aan de werknemer is opgelegd. In een dergelijk geval vormt de heffing van inkomstenbelasting over het loon geen belemmering voor naheffing van het verschil tussen het ingehouden en afgedragen bedrag aan loonheffing bij de inhoudingsplichtige.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, J.W.M. Tijnagel, A.H.T. Heisterkamp en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2009.