Hoge Raad, 05-06-2009, BG9831, 08/01508
Hoge Raad, 05-06-2009, BG9831, 08/01508
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 5 juni 2009
- Datum publicatie
- 5 juni 2009
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2009:BG9831
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BG9831
- Zaaknummer
- 08/01508
Inhoudsindicatie
Conclusie PG:
Belanghebbende, woonachtig in Frankrijk, is met ingang van 24 september 2001 in Nederland tewerkgesteld. Hij komt in aanmerking voor toepassing van de 30%-bewijsregel. Belanghebbende heeft aangifte inkomstenbelasting gedaan voor het jaar 2002 naar een belastbaar inkomen van € 36.876. Hij heeft een belastingvrije vergoeding voor extraterritoriale kosten van € 21.351 en een bedrag voor de kosten van huisvesting buiten zijn woonplaats van € 10.482 niet tot zijn belastbare inkomen gerekend. De inspecteur heeft een belastingvrije vergoeding van € 10.482, naast toepassing van de 30%-bewijsregel, niet toegestaan. De Rechtbank en het Hof hebben het door belanghebbende ingestelde beroep hiertegen ongegrond verklaard.
Op basis van artikel 15a, lid 1, onderdeel k, Wet LB (tekst 2002) wordt 30% van het loon als vergoeding voor extraterritoriale kosten beschouwd. Op basis van artikel 15b, lid 1, onderdeel i, Wet LB kan huisvesting buiten de woonplaats ter zake van de dienstbetrekking de eerste twee jaar vrij worden vergoed. A-G Van Ballegooijen is van mening dat een kostenvergoeding slechts in één rubriek van artikel 15a of 15b Wet LB thuishoort en dat kosten moeten worden gerekend tot de meest specifieke rubriek. Artikel 15a, lid 1, onderdeel k, Wet LB is volgens A-G Van Ballegooijen specifiek ten opzichte van het meer algemene artikel 15b, lid 1, onderdeel i, Wet LB. Nu een werknemer door zijn uitzending naar het buitenland te maken kan krijgen met dubbele huisvestingskosten vallen die kosten onder de extraterritoriale kosten, aldus de A-G.
Een vrije vergoeding van dubbele huisvestingskosten op basis van de andere kostenpost dan die voor extraterritoriale kosten leidt in de praktijk (veelal) tot een dubbele vrije vergoeding (zie ook HR 22 maart 2000, nr. 35 033, BNB 2000/165). Hiervoor is geen rechtvaardiging te bedenken, aldus A-G Van Ballegooijen. De dubbele vrije vergoeding zou bovendien slechts toekomen aan de ingekomen werknemer die naar de omstandigheden beoordeeld blijft wonen in zijn land van herkomst en niet aan de ingekomen werknemer die metterwoon is verhuisd. Dit verschil in uitkomst is volgens de A-G niet evenwichtig.
Vóór 2001 kon naast de zogenoemde 35%-regeling kostenaftrek worden genoten voor tijdelijke huisvesting buiten de woonplaats. De wetgever heeft aangegeven het oude regime te willen continueren. Onder de 30%-bewijsregel kunnen, anders dan onder de 35%-regeling, de daadwerkelijke extraterritoriale kosten vrij vergoed worden, ook indien zij meer bedragen dan het forfait. De dubbele huisvestingskosten komen dus in elk geval voor vrije vergoeding in aanmerking, ofwel op grond van de 30%-bewijsregel ofwel op grond van de daadwerkelijk gemaakte extraterritoriale kosten. In zoverre is geen ingrijpende wijziging in het oude regime gebracht nu de dubbele huisvestingskosten onder de extraterritoriale kosten vallen.
De conclusie strekt tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
Uitspraak
Uitspraak wordt niet gepubliceerd