Home

Hoge Raad, 18-09-2009, BH0536, 08/00325

Hoge Raad, 18-09-2009, BH0536, 08/00325

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
18 september 2009
Datum publicatie
18 september 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BH0536
Formele relaties
Zaaknummer
08/00325

Inhoudsindicatie

Art. 3, lid 1, Fooienbesluit 2002. Art. 20 AWR. Voordeel auto van de zaak vormt loon voor Fooienbesluit 2002, maar niet voor Wet op de loonbelasting 1964. Niet te weinig loonbelasting afgedragen, naheffing niet mogelijk.

Uitspraak

nr. 08/00325

18 september 2009

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 12 december 2007, nr. 06/00340, betreffende een aan X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: loonheffing) opgelegd, alsmede een boete. De naheffingsaanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur verminderd.

De Rechtbank te Haarlem heeft bij uitspraak van 11 juli 2006 (nr. AWB 05/5531) het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de naheffingsaanslag en de boete verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal C.W.M. van Ballegooijen heeft op 18 december 2008 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak van het Hof en die van de Inspecteur alsmede tot vermindering van de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 13.242.

3. Beoordeling van het middel en ambtshalve

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Belanghebbende exploiteert een restaurant. Aan een werknemer van het bedienend personeel (hierna: de werknemer) stelde belanghebbende in de maanden oktober, november en december van het jaar 2002 een personenauto ter beschikking.

3.1.2. Belanghebbende heeft de loonheffing voor de werknemer berekend over een grondslag van € 1196,89 per maand. Wegens het genot van de personenauto heeft belanghebbende in totaal € 257,47 aan loonheffing ingehouden op het loon van de werknemer over het vierde kwartaal van 2002, en vervolgens afgedragen aan de belastingdienst.

3.1.3. Belanghebbende heeft minder loon uitbetaald dan het ten minste voor de werknemer geldende minimumloon ingevolge de collectieve arbeidsovereenkomst voor de horeca- en aanverwante bedrijven (€ 1293,16 per maand).

3.1.4. Aan belanghebbende is onder meer ter zake van de toepassing van het Fooienbesluit 2002 voor de werknemer een naheffingsaanslag in de loonheffing opgelegd.

3.2.1. Voor het Hof was uiteindelijk slechts in geschil of bij de toepassing van het Fooienbesluit 2002 ten aanzien van de werknemer rekening dient te worden gehouden met het privégebruik van de ter beschikking gestelde personenauto.

3.2.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de terbeschikkingstelling van een auto aan de werknemer niet kan worden gerekend tot het rechtstreeks van de werkgever ontvangen loon in de zin van het Fooienbesluit 2002, en daarom de grondslag van de naheffingsaanslag niet vermindert. Een redelijke toepassing van de Wet op de loonbelasting 1964 en het Fooienbesluit 2002 vergt volgens het Hof echter dat de nageheven belasting wegens onjuiste toepassing van het Fooienbesluit 2002 wordt verminderd met het in 3.1.2 vermelde bedrag van € 257,47, waardoor de ter zake na te heffen belasting beperkt wordt tot € 93. Tegen het laatstvermelde oordeel keert zich het middel.

3.3. Op de gronden vermeld in de onderdelen 3.4 tot en met 3.7 van de conclusie van de Advocaat-Generaal behoort het genot van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto tot het 'rechtstreeks van de werkgever genoten loon' in de zin van artikel 3, lid 1, van het Fooienbesluit 2002. Dit betekent voor het onderhavige geval dat de werknemer wordt geacht een bedrag aan fooien te hebben genoten van (€ 1293,16 minus € 1196,89 =) € 96,27 per maand, waarover in drie maanden in totaal € 93 aan loonheffing verschuldigd is.

3.4. Voor dat geval is tussen partijen niet in geschil dat de naheffing in verband met fooien van de werknemer beperkt dient te blijven tot € 93. 's Hofs uitspraak, die leidt tot eenzelfde beperking, kan derhalve in stand blijven, wat er zij van de daarvoor gegeven gronden.

3.5. Het middel kan derhalve niet tot cassatie leiden.

4. Proceskosten

De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie ongegrond, veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, J.W.M. Tijnagel, A.H.T. Heisterkamp en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2009.

Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 447.