Hoge Raad, 06-02-2009, BH1951, 42925
Hoge Raad, 06-02-2009, BH1951, 42925
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 6 februari 2009
- Datum publicatie
- 6 februari 2009
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2009:BH1951
- Zaaknummer
- 42925
Inhoudsindicatie
Geen cassatiemogelijkheid bij andere klachten dan inzake schending/verkeerde toepassing van de begrippen investeren en bedrijfsmiddelen.
Uitspraak
Nr. 42.925
6 februari 2009
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 29 november 2005, nrs. AWB 04/888 en 05/113, betreffende beschikkingen inzake energie-investeringen.
1. Het geding in feitelijke instantie
De Minister van Economische Zaken (hierna: de Minister) heeft bij beschikkingen van 26 mei 2004 en 12 oktober 2004 de verzoeken van belanghebbende om een verklaring ten behoeve van energie-investeringsaftrek afgewezen.
De Minister heeft de tegen deze beschikkingen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: het College) heeft de tegen die beslissingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. De uitspraak van het College is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het College beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Minister heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
De uitspraak van het College, voor zover in cassatie bestreden, betreft een verzoek om een verklaring in het kader van de toepassing van de energie-investeringsaftrek. Beroep in cassatie tegen een zodanige uitspraak kan op de voet van artikel 3.42, lid 8, Wet inkomstenbelasting 2001 worden ingesteld ter zake van schending of verkeerde toepassing van de begrippen investeren en bedrijfsmiddelen.
Het middel strekt ten betoge dat belanghebbende het vereiste van een onherroepelijke bouwvergunning niet, of slechts voor een deel van de investering kan worden tegengeworpen.
Het bedoelde vereiste is van betekenis in het kader van de aanwijzing van investeringen als energie-investeringen, doch heeft geen invloed op de begrippen investeren en bedrijfsmiddelen. Het middel kan derhalve niet tot cassatie leiden.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2009.