Home

Hoge Raad, 20-03-2009, ECLI:NL:HR:2009:BI6195 BH6415, 08/02283

Hoge Raad, 20-03-2009, ECLI:NL:HR:2009:BI6195 BH6415, 08/02283

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
20 maart 2009
Datum publicatie
20 maart 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BH6415
Zaaknummer
08/02283

Inhoudsindicatie

Goede procesorde. Onvoldoende gelegenheid om te reageren op ter zitting ingebrachte stellingen van de wederpartij?

Uitspraak

nr. 08/02283

20 maart 2009

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 april 2008, nr. P07/00292, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is over het jaar 1998 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd.

De Rechtbank te Haarlem heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de navorderingsaanslag vernietigd.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, behoudens voor zover zij de veroordeling in de proceskosten en de vergoeding van het griffierecht betreft, en het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3. Beoordeling van de middelen

3.1. Het vijfde middel behelst de klacht dat het Hof het beginsel van hoor en wederhoor niet in acht heeft genomen, nu het Hof heeft toegelaten dat de Inspecteur bij pleitnotitie ter zitting van het Hof nieuwe gezichtspunten heeft ingebracht en de behandeling ter zitting niet heeft verdaagd voor het bieden van voldoende tijd aan belanghebbende om adequaat op de stellingen van de Inspecteur te reageren.

Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat het Hof belanghebbende en zijn gemachtigde in de gelegenheid heeft gesteld tijdens een schorsing van de zitting de pleitnotitie van de Inspecteur (nader) te bestuderen en een reactie voor te bereiden. Hieruit moet worden afgeleid dat het Hof de nieuw ingebrachte gegevens en gezichtspunten niet van dien aard heeft geacht dat slechts door een verdaging van het verdere onderzoek ter zitting aan belanghebbende voldoende gelegenheid kon worden geboden om zich behoorlijk op een reactie voor te bereiden. Dat oordeel, zoals het Hof zich dat heeft gevormd voor de schorsing en heeft gehandhaafd na de schorsing, is niet onbegrijpelijk, mede in aanmerking genomen dat uit het proces-verbaal niet blijkt dat belanghebbende of diens gemachtigde bij de hervatting van de behandeling ter zitting heeft aangegeven meer tijd voor een reactie nodig te hebben. Gelet op het hiervoor overwogene ontbeert de klacht feitelijke grondslag en faalt het middel.

3.2. De overige middelen kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers en J.A.C.A. Overgaauw, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2009.