Hoge Raad, 17-04-2009, BI1223, 07/10529
Hoge Raad, 17-04-2009, BI1223, 07/10529
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 april 2009
- Datum publicatie
- 17 april 2009
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2009:BI1223
- Zaaknummer
- 07/10529
Inhoudsindicatie
Douanerechten; tariefposten 3215 en 8473; algemene regel 3b; indeling inktcartridge met 'acumenchip'.
Uitspraak
nr. 07/10529
17 april 2009
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 juni 2007, nr. 05/1341 DK, betreffende een bindende tariefinlichting.
1. Het geding in feitelijke instanties
Op verzoek van belanghebbende is door de Inspecteur bij beschikking een bindende tariefinlichting afgegeven, welke beschikking, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
De Rechtbank te Haarlem heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak en de beschikking vernietigd en verklaard dat het product waarop de beschikking betrekking heeft, dient te worden ingedeeld onder postonderverdeling 8473 30 90 van de gecombineerde nomenclatuur (hierna: de GN).
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank, nr. AWB 05/702, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de uitspraak van de Inspecteur bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. De bestreden uitspraak betreft de indeling in de GN van een inktcartridge met de handelsnaam A, met de kenmerken en eigenschappen omschreven in de onderdelen 3.3.1 tot en met 3.3.4 van 's Hofs uitspraak (hierna: de cartridge). De cartridge kan uitsluitend worden gebruikt in de printers van B van het type C.
In geschil is of de cartridge moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 3215 19 00 van de GN (inkt) of onder postonderverdeling 8473 30 90 van de GN (delen en toebehoren van machines).
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de cartridge op zichzelf kan worden aangemerkt als deel of toebehoren van een printer, als bedoeld in postonderverdeling 8473 30 90 van de GN, omdat voor het aanmerken van goederen als deel of toebehoren nodig is dat goederen een integrerende functie hebben tijdens de werking van het apparaat waarvan zij deel of toebehoren zijn, en dat de cartridge noodzakelijk is voor het functioneren van de printer. Voorts heeft het Hof geoordeeld dat de inkt in de cartridge valt onder de omschrijving van postonderverdeling 3215 19 00, zodat de cartridge is aan te merken als een samengesteld werk, en dat op grond van algemene regel 3b voor de interpretatie van de GN de cartridge moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 3215 19 00, omdat de inkt in de cartridge van doorslaggevend belang is voor het gebruik van de printer en aldus de inkt aan de cartridge zijn wezenlijke karakter verleent. Tegen deze oordelen richten zich de middelen.
3.3.1. Het eerste middel, dat betoogt dat het Hof ten onrechte algemene regel 3b voor de interpretatie van de GN heeft toegepast, miskent dat niet reeds uit de omstandigheid dat de cartridge is aan te merken als een deel van een printer in de zin van post 8473 van de GN volgt dat algemene regel 3b niet van toepassing kan zijn. Laatstbedoelde regel is in dit geval van toepassing indien naast voormelde omstandigheid, meebrengende dat de cartridge vatbaar is voor indeling onder post 8473, de cartridge tevens vatbaar is voor indeling onder post 3215 van de GN. Het Hof heeft met juistheid in die zin geoordeeld, nu de inkt in de cartridge zelfstandige betekenis heeft en daardoor niet vereenzelvigd kan worden met de cartridge. Voorts is de inkt - in tegenstelling tot hetgeen in het eerste en voor een deel tevens in het tweede middel wordt betoogd - naar haar aard niet aan te merken als deel of toebehoren, nu het niet om een vast voorwerp gaat, maar om een product dat verbruikt wordt. Het eerste middel faalt derhalve, evenals het tweede middel in zoverre.
3.3.2. Het tweede middel keert zich voor het overige tegen 's Hofs oordeel dat, ervan uitgaande dat algemene regel 3b voor de interpretatie van de GN van toepassing is, de cartridge niet onder post 8473 maar onder post 3215 moet worden ingedeeld omdat naar 's Hofs oordeel de inkt het wezenlijke karakter van de cartridge bepaalt. Daartoe wordt in het middel betoogd dat de cartridge hoogwaardige technische voorzieningen heeft die erop gericht zijn de printer te doen functioneren, en voorts dat zonder (de inkt in) de cartridge de printer niet kan functioneren. Wat daarvan zij, uit dit een en ander volgt niet dat het Hof bij zijn oordeel dat de inkt in de cartridge van doorslaggevend belang is voor het gebruik van het betrokken product (de cartridge) is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting. Evenmin is dat oordeel onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Op grond van dat oordeel heeft het Hof terecht geconcludeerd dat de inkt de cartridge zijn wezenlijke karakter verleent, zodat op grond van algemene regel 3b indeling onder post 3215 van de GN dient plaats te vinden (vgl. HvJ EG 26 oktober 2006, Turbon International GmbH, C-250/05,
). Het tweede middel kan derhalve ook voor het overige niet tot cassatie leiden.4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en J.A.C.A. Overgaauw, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2009.