Home

Hoge Raad, 16-06-2009, BI1430, 08/04027

Hoge Raad, 16-06-2009, BI1430, 08/04027

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
16 juni 2009
Datum publicatie
17 juni 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BI1430
Formele relaties
  • Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BI1430
Zaaknummer
08/04027

Inhoudsindicatie

Voeging stukken ATV-procedure in dossier. Vooropgesteld wordt dat de opvatting dat alle stukken die i.h.k.v. aanmelding, transactie en vervolging van fiscale delicten en douanedelicten zijn opgemaakt, zoals neergelegd in de ATV-procedure, aan het strafdossier dienen te worden toegevoegd, in zijn algemeenheid niet juist is. Beginselen van een behoorlijke procesorde kunnen onder omstandigheden meebrengen dat het OM n.a.v. een desbetreffend verweer gemotiveerd uiteenzet waarom het in een individueel geval i.p.v. de zaak fiscaalbestuursrechtelijk af te doen overgaat tot een strafrechtelijke vervolging (vgl. HR LJN AB9066). Daartoe kan het in voorkomende gevallen vereist zijn dat stukken uit de ATV-procedure aan de strafrechter worden overgelegd. Het Hof heeft geoordeeld dat het zich voldoende geïnformeerd achtte omdat de indicatoren die hebben geleid tot strafrechtelijk onderzoek m.b.t. verdachte zich in het dossier bevinden tezamen met een uitvoerige toelichting daarop. Zijn daarin besloten liggende oordeel dat het onder die omstandigheden niet vereist was om de stukken uit de ATV-procedure aan het dossier toe te voegen, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting t.a.v. het vooropgestelde. Dat oordeel is ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk in aanmerking genomen dat de verdediging t.t.z. in h.b.heeft volstaan met de stelling dat de in het TPO (Tripartite Overleg) opgemaakte nadeelberekening onjuist was, en niet nader heeft aangevoerd waarin die onjuistheid zou hebben bestaan.

Uitspraak

16 juni 2009

Strafkamer

Nr. 08/04027

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 november 2006, nummer 23/001588-05, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. W. de Vries, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel voor zover het de daarbij opgelegde straf betreft, tot vermindering van die straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2. Beoordeling van het eerste middel

2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, het verzoek van de verdediging om toevoeging van stukken aan het dossier heeft afgewezen.

2.2. Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitnotities heeft de raadsman aldaar het volgende aangevoerd:

"Achterhalen alle stukken ATV-procedure (...)

1. De verdediging meent dat voor een beoordeling over de ontvankelijkheid van het OM, het noodzakelijk is alle stukken aangaande het selectie- en tripartiet overleg in onderhavige zaken ontsloten te krijgen. Met referte aan een passage uit het handboek van uw collega raadsheer Valkenburg (mr. dr. W.E.C.A. Valkenburg (2001) Fiscaal straf- en strafprocesrecht, derde druk, FED Deventer), een passage welke ik in eerste aanleg in mijn fax van

14 december 2004 uiteen heb gezet, stelt de verdediging primair dat alle stukken aangaande de ATV procedure onderdeel van het dossier dienen te zijn en derhalve aan het dossier dienen te worden gevoegd. De blote vaststelling van de rechtbank dat reeds alle stukken zijn gevoegd volstaat niet. Zo valt bijvoorbeeld uit de wel ter hand gestelde stukken nergens een onderbouwing te vinden voor de nadeelsbedragen.

(...)

3. Verder wenst de verdediging te toetsen met welke (wellicht ontlastende?) informatie besloten is de zaak niet administratiefrechtelijk, maar strafrechtelijk af te doen. Voornaamste reden hiervoor is dat indien de indicatorenlijst uit de ATV richtlijn erbij wordt gehaald en deze wordt gespiegeld aan de gegevens welke ook bij de deelnemers van het tripartiet overleg bekend hadden moeten zijn, dit tripartiet overleg wellicht niet tot een strafrechterlijke afdoening had kunnen komen. Als onderbouwing van deze stelling wordt vooralsnog volstaan met een verwijzing naar mijn fax van 3 november 2006 aan het Ressortsparket waarvan ook u een kopie hebt ontvangen. Hierin is gesteld dat de nadeelsberekeningen welke zich in het dossier bevinden en op welke (achterliggende) informatie het selectieproces (voornamelijk?) moet zijn gebaseerd, de nodige mankementen vertoont. Met name nu uit de wel ingezonden stukken naar voren komt dat de nadeelsbedragen volledig uit de lucht lijken te zijn komen vallen en verder geen enkel inzicht wordt gegeven hoe tot de toekenning van de andere indicatoren is gekomen, wordt gemeend dat een toetsing van de ATV procedure niet alleen in het algemeen, maar juist ook in onderhavige zaak noodzakelijk is.

(...)

5. Wat wens ik hiermee te bereiken? In het geval inderdaad naar voren komt dat op basis van niet-geverifieerde en apert onjuiste veronderstellingen besloten is de zaak van cliënt strafrechtelijk af te doen, kan van het OM gesteld worden dat zij zich niet aan haar eigen richtlijnen houdt. Van een overheidsinstelling als het openbaar ministerie mag verwacht worden dat zij juist en adequaat haar eigen richtlijnen hanteert. Hoewel uit de jurisprudentie naar voren komt dat dit niet (automatisch) betekent dat het OM niet-ontvankelijk is, bestaat die mogelijkheid wel. Uiteraard kunnen eventuele verzuimen tevens op andere manieren worden weggepoetst."

2.3. Het bestreden arrest houdt als 's Hofs oordeel dienaangaande het volgende in:

"Bespreking van de verzoeken

(...)

De raadsman heeft voorts, opnieuw, verzocht om toevoeging aan het dossier van alle stukken die bij het TPO in de onderhavige zaak voorhanden waren (...). De raadsman heeft zijn verzoeken -gemotiveerd- kort en zakelijk weergegeven- met de stelling dat de nadeelsberekening over de verschillende jaren die zich in het dossier bevinden (bijlagen D/35 tot en met D/40) onjuist zijn en naar beneden bijgesteld dienen te worden. Een lager benadelingsbedrag zou tot de conclusie kunnen leiden dat:

- het openbaar ministerie ten onrechte en in strijd met zijn eigen ATV richtlijnen tot strafrechtelijke vervolging van verdachte is overgegaan hetgeen dient te leiden tot niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en

- een lagere straf zou kunnen worden opgelegd, dan het op basis van de in het dossier aanwezige stukken vast te stellen benadelingsbedrag passend kan worden geacht.

Het hof overweegt dienaangaande als volgt. De vraag moet worden beantwoord of het onderzoek in deze zaak volledig is geweest (...). Met de rechtbank is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat het tripartiete overleg is uitgegaan van een onjuiste nadeelberekening. Het nadeel is geschat vanwege het ontbreken van een deugdelijke administratie zodat niet aannemelijk is geworden dat deze schatting ondeugdelijk is. Indicatoren die toentertijd hebben geleid tot strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot verdachte bevinden zich in het dossier, samen met een uitvoerige toelichting. Het hof is van oordeel dat het op dit punt voldoende is geïnformeerd en wijst het verzoek (...) om de toevoeging van de stukken van het TPO af.

(...)."

2.4.1. Vooropgesteld moet worden dat de aan het middel ten grondslag liggende opvatting dat alle stukken die in het kader van aanmelding, transactie en vervolging van fiscale delicten en douanedelicten, zoals neergelegd in de hier toepasselijke Aanmeldings-, Transactie- en Vervolgingsrichtlijn voor fiscale delicten en douanedelicten van 20 april 1993, Stcrt. 75 (hierna: ATV-procedure) zijn opgemaakt, aan het strafdossier dienen te worden toegevoegd, in zijn algemeenheid niet als juist kan worden aanvaard.

Beginselen van een behoorlijke procesorde kunnen onder omstandigheden meebrengen dat het openbaar ministerie naar aanleiding van een desbetreffend verweer gemotiveerd uiteenzet waarom het in een individueel geval in plaats van de zaak fiscaalbestuursrechtelijk af te doen, overgaat tot een strafrechtelijke vervolging (vgl. HR 5 maart 1991, LJN AB9066, NJ 1991, 694). Daartoe kan het in voorkomende gevallen vereist zijn dat stukken uit de ATV-procedure aan de strafrechter worden overgelegd.

2.4.2. Het Hof heeft geoordeeld dat het zich voldoende geïnformeerd achtte omdat de indicatoren die hebben geleid tot strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot de verdachte zich in het dossier bevinden tezamen met een uitvoerige toelichting daarop. Zijn daarin besloten liggende oordeel dat het onder die omstandigheden niet vereist was om de stukken uit de ATV-procedure aan het dossier toe te voegen, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting omtrent hetgeen hiervoor onder 2.4.1 is vooropgesteld.

Dat oordeel is ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep heeft volstaan met de stelling dat de in het Tripartite overleg opgemaakte nadeelberekening onjuist was, en niet nader heeft aangevoerd waarin die onjuistheid zou hebben bestaan.

2.5. Het middel faalt.

3. Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beoordeling van het derde middel

4.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.

4.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. In de omstandigheid dat de Hoge Raad als gevolg van de bij de inzending van de stukken opgetreden vertraging, die meer dan twaalf maanden bedraagt, eerst thans uitspraak kan doen, vindt de Hoge Raad aanleiding de opgelegde straf te verminderen met 30 uren.

5. Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

6. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;

vermindert het aantal uren taakstraf in die zin dat dit 170 uren bedraagt;

vermindert de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat deze 85 dagen beloopt;

verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer J.P. Balkema als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 16 juni 2009.