Home

Hoge Raad, 29-05-2009, BI5098, 07/10676

Hoge Raad, 29-05-2009, BI5098, 07/10676

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
29 mei 2009
Datum publicatie
29 mei 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BI5098
Zaaknummer
07/10676

Inhoudsindicatie

Douanerechten, indeling tonercartridge voor fotokopieerapparaten, posten 3707 en 9009 van de gecombineerde nomenclatuur; juridische waarde indelingsadviezen van de Wereld Douane Organisatie.

Uitspraak

nr. 07/10676

29 mei 2009

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 juni 2007, nr. 01/90218 DK, betreffende uitnodigingen tot betaling van douanerechten.

1. Het geding in feitelijke instantie

Belanghebbende is bij één aanslagbiljet van 1 maart 2001 uitgenodigd tot betaling van douanerechten. Het tegen die uitnodigingen tot betaling door belanghebbende gemaakte bezwaar is bij uitspraak van de Inspecteur afgewezen.

Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. De bestreden uitspraak betreft de indeling in de Gecombineerde Nomenclatuur (tekst 2000, hierna: de GN) van een tonercartridge met de kenmerken en eigenschappen als omschreven in de onderdelen 2.5.1 en 2.5.3 van 's Hofs uitspraak (hierna: de cartridge). De cartridge kan uitsluitend worden gebruikt in enkele typen fotokopieerapparaten van een bepaald merk.

Voor het Hof was in geschil of de cartridge moet worden ingedeeld onder post 3707 van de GN (als chemische preparaten voor fotografisch gebruik) of onder post 9009 van de GN (als delen en toebehoren van fotokopieer-apparaten). Het Hof heeft geoordeeld dat de cartridge moet worden ingedeeld onder de eerstvermelde post.

3.2. De klachten betogen onder meer dat het Hof ten onrechte is voorbijgegaan aan de in zijn uitspraak aangehaalde indelingsadviezen van de Wereld Douane Organisatie (hierna: WDO) op post 9009 met betrekking tot (toner)cartridges welke met de onderhavige cartridge gelijk zijn te stellen.

Kennisgevingen of adviezen van de WDO waarbij een bepaald goed in het Geharmoniseerd Systeem wordt ingedeeld vormen weliswaar belangrijke uitleggings-elementen, doch binden de verdragsluitende partijen niet. Deze kennisgevingen of adviezen moeten terzijde worden gesteld, indien zij onverenigbaar lijken met de bewoordingen van de betrokken GN-post of indien zij kennelijk de aan de WDO verleende beoordelingsbevoegdheid te buiten gaan (zie HvJ EG 19 januari 2005, SmithKline Beecham plc, C-206/03, Douanerechtspraak 2005/102, pt. 24, en HvJ EG 27 april 2006, Kawasaki Motors Europe N.V., C-15/05, Douanerechtspraak 2007/31, pt. 36).

De Hoge Raad vindt in de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 7 februari 2002, Turbon International GmbH, C-276/00, en 26 oktober 2006, Turbon International GmbH, C-250/05, Douane-rechtspraak 2007/61, steun voor 's Hofs oordeel dat de cartridge moet worden ingedeeld onder post 3707 van de GN, nu de in voornoemde arresten gevolgde redenering voor indeling van de desbetreffende inktcartridges onder post 3215 van de GN buiten redelijke twijfel ook van toepassing is op de indeling van de onderhavige tonercartridge, ook al hebben voornoemde arresten van het Hof van Justitie betrekking op een ander goed - inkt in plaats van toner - en op twee andere tariefposten. De indelingsadviezen van de WDO waarop belanghebbende zich beroept, en welke dateren van vóór de arresten Turbon International GmbH, leggen daartegenover onvoldoende gewicht in de schaal. De klachten falen in zoverre.

3.3. De klachten kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en J.A.C.A. Overgaauw, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2009.